Mummiewindsels met dodenboektekst
In de loop van de Egyptische geschiedenis werden dodenboekteksten steeds dichter bij het lichaam van de overledene aangebracht. Eerst stonden ze op de muren van de grafkamer, daarna op de wanden van de lijkkisten, vervolgens op papyrusrollen naast de dode en ten slotte, in de tijd van de Ptolemaen (4de-1ste eeuw v.Chr.), op papyri die tussen of op de windsels van de mummie werden bevestigd.
Begin en einde van dodenboeken
Het fragment op de eerste afbeelding (3de-1ste eeuw v.Chr., 17 centimeter hoog) is het begin van een dodenboek, geschreven op een linnen windsel. Voor een deel is de tekst in ouderwetse hiërogliefen geschreven en voor een ander deel in het hiëratisch. Het tweede fragment (3de-1ste eeuw v.Chr., 17 centimeter hoog) is het einde van het dodenboek van ene Hormehy en bevat teksten en vignetten over amuletten. Het eindigt met een spreuk die toegang verleent tot de hemel en een andere spreuk waardoor het licht achter het hoofd van de dode zal worden ontstoken als symbool van eenwording van de overledene met de zonnegod.
Beschreven mummiewindsels
In 1878 werd in het Rijksmuseum van Oudheden de mummie van een priester uit de periode rond 300 v.Chr. onderzocht. Daarbij bleek dat de buitenste linnen windsels helemaal waren beschreven met eenregelige dodenboekteksten in zwarte inkt. Tussen de benen van de mummie, omgeven door linnen windsels, kwam bovendien een papyrusrol met dodenboekteksten tevoorschijn. Kennelijk moest de dode te allen tijde toegang kunnen hebben tot spreuken die zijn voortbestaan in het hiernamaals garandeerden.
Openingsvignet
Op de eerste tekst staat helemaal rechts een hiëratisch nummer: ‘het eerste’. Dit moest het de balsempriesters makkelijker maken om de windsels met teksten in de juiste volgorde te bevestigen. Op het openingsvignet van het dodenboek zien we de overledene knielen voor de god Osiris, die op zijn troon zit, getooid met koningskroon en scepters. De basis van de troon is versierd met een fries van hiërogliefen die te lezen zijn als ‘alle leven en macht’. Boven deze scène staat een lange, slecht leesbare hiërogliefentekst. De slechte leesbaarheid heeft er ook mee te maken dat linnen geen ideale ondergrond is voor de rietpen waarmee de zwarte inkt is aangebracht. Sommige tekens zijn dan ook danig verminkt.
Onbekende dode
Spreuk 1 van het dodenboek is een lange tekst die bij een begrafenis moest worden uitgesproken. In de tekst stellen de verschillende priesters van de grafstoet zich voor aan Osiris, heerser over het dodenrijk. Van de oorspronkelijke tekst is een ongeveer twintig centimeter brede kolom van elf regels bewaard gebleven. Normaal gesproken liep de tekst door in een aantal volgende kolommen op windsels van meestal zon twee meter breed. De naam van de overledene ontbreekt hier helaas.
Windselfragment van Hormehy
Het andere windselfragment bevat de naam Hormehy, zoon van Tanofrether. De naam staat ook op acht andere windselfragmenten in de Leidse collectie. Ze dragen de hiëratische nummers 4, 5 en 7. Ook hier zien we een indeling in tekstkolommen van wisselende breedte, met langs de bovenrand de bijbehorende vignetten. Van rechts naar links zien we spreuken die gewijd zijn aan verschillende amuletten, variërend van de aan Osiris gewijde djed-pijler tot de zogenoemde papyruszuil, als teken van voorspoed.