Schrijfplankjes
De oude Egyptenaren schreven hun teksten op papyrus, scherven van steen of aardewerk (ostraca) of op schrijfplankjes van hout. Op deze afbeeldingen zijn twee voorbeelden te zien van een houten schrijfplankje. De bovenste tekst is van een transporteur die zich verweert tegen de verdenking dat hij graan zou hebben gestolen. De onderste is een akte voor de verkoop van een slaaf.
Afwasbaar en herbruikbaar
Houten schrijfplankjes werden meestal met linnen overtrokken, waarop een fijn verdeeld laagje stuc werd aangebracht. De plankjes waren eenvoudig afwasbaar en geschikt voor hergebruik zonder dat er inkt achterbleef in de poriën, wat wel het geval was bij papyrus. Ze werden onder andere gebruikt door beroepsschrijvers. Zij konden de plankjes meenemen naar hun werk in magazijnen of op de velden, en ze konden er zelfs lopend hun teksten op kwijt.
Brief van een graantransporteur
Op de bewaard gebleven schrijfplanken zien we meestal schoolteksten, inventarislijsten, afrekeningen en ontwerpen voor notariële akten. Het eerste plankje (675-550 v. Chr., 32,5 cm hoog) draagt een brief van de transporteur Ioefenchons aan “godsvader Reri, de zoon van Horcheb, mijn heer”. De briefschrijver was verantwoordelijk voor de Boven-Egyptische landerijen van een niet nader genoemde tempel. Zelf verbleef hij in Thebe, van waaruit hij ook gezag uitoefende over de steden Elephantine en Dendera. Hij rapporteert hier aan een priester van de tempel over problemen met tarwetransporten. Terwijl de afdracht uit Dendera al is geleverd, is er uit Elephantine geen nieuws vernomen. Mogelijk wordt onze briefschrijver ervan beschuldigd dat hij vuile spelletjes heeft gespeeld. Verontwaardigd schrijft hij dat hij geen graan heeft achtergehouden.
Geschreven in een zeldzaam schrift
De brief eindigt met een opsomming van negentien “man van de taakgroep Dendera” en een afrekening van hun salarissen in de eerste overstromingsmaand van het “jaar 14”. Op welke koning dit regeringsjaar betrekking heeft, wordt niet vermeld. Gedacht wordt aan de koningen Taharka (690-664 v. Chr.) en Amasis (570-526 v. Chr.). Die veronderstelling is gebaseerd op de specifieke schriftsoort die in deze periode in gebruik is geweest: een slordig, cursief hiëratisch, bijna stenografisch schrift dat ‘abnormaal hiëratisch’ wordt genoemd. Dit schrift kwam tot volle wasdom tijdens de 25ste dynastie (712-657 v. Chr.) toen Egypte door een Soedanees koningsgeslacht werd bestuurd. In totaal zijn er zon vijftig teksten in dit zeldzame schrift bekend.
Verkoopakte van een slaaf
De in het abnormaal hiëratisch geschreven verkoopakte van een slaaf (712-657 v. Chr., 23 centimeter hoog, tweede afbeelding) dateert uit het jaar 21 van de Soedanese vorst Py. Hij veroverde Egypte in een tijd dat het land verdeeld was in enkele kleine vorstendommetjes. De slaaf in kwestie wordt aangeduid als “de man uit het Noorden”. Hij was waarschijnlijk een krijgsgevangene van een veldtocht in de Nijldelta.