Papyrus met Amon-hymnen
De hier afgebeelde papyrus is alleen al vanwege zijn formaat een belangrijk handschrift. De bladspiegel van 38 centimeter hoogte duidt erop dat we hier te maken hebben met een rol zoals die in 1250 v.Chr. uit de werkplaats van de papyrusmakers kwam. Voor de meeste literaire of administratieve teksten gebruikten de Egyptenaren in die tijd rollen die in hoogte waren gehalveerd. Voor brieven werd vaak een kwarto-formaat gekozen.
Oppergod van Thebe
De papyrus bevat een aantal hymnen waarin de god Amon in allerlei combinaties met lokale godheden wordt geëerd. De naam Amon betekent ‘de Verborgene’ en duidt op de onzichtbaarheid van zijn alom tegenwoordige goddelijke invloed. Als oppergod van de religieuze hoofdstad Thebe werd Amon in de loop van het Nieuwe Rijk (1539-1077 v.Chr.) hoofdgod van het Egyptische pantheon. Veel goden werden aan hem gelijkgesteld.
Hymnen om Amon aan te roepen
Als Amon-R kreeg hij het karakter van een zonnegod, als Amon-Kamoetef vertoonde hij de vruchtbaarheidstrekken van de god Min en als Heer der Schepping werd hij in verband gebracht met de god Ptha. In de hymnen worden deze associaties dankbaar gebruikt: Amon wordt in al zijn vormen en gedaanten aangeroepen. Daarvoor is de tekst onderverdeeld in hoofdstukken met elk een eigen thema. De hoofdstukken zijn genummerd van 1 tot 10, vervolgens van 20, 30, et cetera tot 100, en daarna met honderdtallen tot 800. De eerste en laatste regel van elk hoofdstuk vormen telkens een woordspel met het volgnummer. Zo begint het negende hoofdstuk, een echte zonnehymne, met ‘de Negen Goden’ en eindigt het daar ook mee.
Functie onbekend
Welke functie de papyrus van het Rijksmuseum van Oudheden met Amon-hymnen had, is niet bekend. Vermoedelijk is het handschrift afkomstig uit de bibliotheek van een tempel waar dit soort hymnen een rol speelde in de eredienst, al of niet begeleid door muziek. Het kan ook een voorbeeldboek zijn geweest voor kunstenaars die dergelijke teksten op tempel- en grafwanden kopieerden. Door de magie van de hiërogliefen zouden ze daar voor eeuwig werkzaam blijven. Zo leren de hymnen ons veel over hoe de Egyptenaren in verschillende periodes over hun goden dachten.
Papyrus voorkant
De voorkant van de papyrus is beschreven met vijf (oorspronkelijk zes) kolommen met regelmatige hiëratische tekens, de geschreven hiërogliefen. Op de achterkant loopt de tekst nog in de laatste kolom door. Voor de lopende tekst is zwarte inkt gebruikt, en rode voor de aanhef van nieuwe passages en voor zogenoemde verspunten waarmee de tekst is ingedeeld. De tekst is namelijk een literaire compositie die is ingedeeld in strofen van telkens twee regels van ongeveer dezelfde lengte.
Papyrus achterkant
Op de achterkant is de papyrus gebruikt als kladpapier. Een klerk heeft daar aantekeningen gemaakt. Het is een logboek van een vrachtschip dat in het 52ste regeringsjaar van koning Ramses II (1239 v.Chr.) van de nieuwe hoofdstad Pi-Ramses in de oostelijke Nijldelta naar Memphis voer. De schrijver was verantwoordelijk voor de uitgifte van rantsoenen en de registratie van de lading. Bovendien stuurde hij elke twee dagen een ijlbode vooruit naar de eigenaar van het schip, de vijfde zoon van Ramses II, kroonprins Chaemwaset. Een fragment uit het logboek: “Jaar 52, derde wintermaand, dag 3. Er stond een krachtige zuidenwind. Vertrokken uit Tjada, afgemeerd in (blanco, red.). De wind was ook zo hard.” Volgt een lijst van wat er aan broden aan de bemanning van het schip is uitgedeeld. Vermoedelijk waren deze notities bedoeld voor een officieel eindverslag dat aan de scheepseigenaar zou worden aangeboden.