Hoogtepunt van sieraadkunst
Op een van deze afbeeldingen zien we drie hoogtepunten van sieraadkunst uit het Nieuwe Rijk (1539-1077 v.Chr.) die in het bezit zijn van het Rijksmuseum van Oudheden: een collier van kornalijnen oedjat-ogen en lapis lazuli insecten, met een gouden hanger tussen gouden leeuwinnenkopjes en daaronder een gouden hanger in de vorm van de god Bes met een gouden plaatje waarop de koegodin Hathor is afgebeeld; een ketting van kornalijnen korenbloemen en gouden vissen; en een ketting van lapis lazuli vliegjes in goud cloisonn (ter verduidelijking: kornalijn of carneool is een rood soort kwarts, oedjat-ogen zijn de ogen van de god Horus, lapis lazuli is een ondoorzichtig azuurblauw gesteente en cloisonn is geplet draad in email).
Decoratief en kwaadafwerend
Sieraden waren in het oude Egypte niet alleen bedoeld als decoratie, maar ook als middel om het kwaad af te weren. Halskettingen, oorringen, oorhangers, pectoralen (borstplaten), armbanden en vingerringen werden behalve voor de versiering van het lichaam ook gebruikt als amulet om de drager te beschermen tegen kwade machten of juist het goede aan te trekken. Een scheidslijn tussen sieraad en amulet valt niet te trekken. Ze waren het allebei. Vanwege hun magische betekenis mochten sieraden ook niet ontbreken in de wereld van de doden. De grondstoffen voor hun sieraden vonden de Egyptenaren vooral in eigen land. De woestijnen waren rijk aan edelgesteenten, mineralen en goud. De juwelen die daarvan werden gemaakt, werden zowel door mannen als vrouwen gedragen.
Ketting en oorring
De ketting met de korenbloemen zou afkomstig zijn uit de grafschat van generaal Djehoety, een beroemde bevelhebber onder farao Thoetmosis III (1479-1425 v.Chr.). De oudste oorringen van het hier afgebeelde type (tweede foto) zijn gevonden in een Thebaans graf uit de 17de farao-dynastie (Tweede Tussenperiode, 1759-1539 v.Chr.). Vaak fungeerden ze als ‘eregoud’ waarmee hoge ambtenaren werden onderscheiden vanwege hun verdiensten. Ze werden dikwijls aan elk oor tegelijk gedragen. De oorring bestaat uit vier tot zes aan elkaar gesoldeerde, uit goudblad gevormde buisjes met een driehoekig profiel. Dit gave exemplaar heeft een diameter van 5 centimeter. De middelste twee van de zes buisjes zijn langer dan de buitenste en konden door een doorboorde oorlel worden geschoven.