Koptische grafstenen
In de tweede eeuw na Chr. ontstonden er steeds meer christelijke gemeenschappen in de toenmalige hoofdstad Alexandrië en in het binnenland, al bleef het christendom sterk geworteld in zogenoemde ‘heidense tradities’. Het was een van de vele religieuze stromingen in die tijd. Pas veel later, onder de Romeinse keizer Diocletianus (284-305), kwamen de beruchte christenvervolgingen toen de gemeenschappen zich terugtrokken in de woestijn. Daar werden christelijke kloostergemeenschappen gesticht.
Het christendom in Egypte
Pas in 392 werd het christendom dankzij het edict van keizer Theodosius de officiële staatsgodsdienst van het Romeinse rijk. Toen dit rijk in 395 werd gesplitst in een oostelijke en westelijke helft, verviel Egypte aan de keizers van Byzantium (Istanbul). Kort daarna kwam het tot een scheuring tussen de Egyptische christenen en de orthodoxe Byzantijnen. Het twistpunt was een discussie over de goddelijke en de menselijke natuur van Christus, die volgens de Egyptenaren niet te scheiden waren. In 451 ging de Egyptische kerk haar eigen weg. Na de verovering van Egypte door Arabische legers in 639 genoten de christenen – Kopten (Egyptenaren), zoals de Arabieren hen noemden – aanvankelijk grote vrijheid. In de loop der eeuwen bekeerde het merendeel van de Egyptenaren zich tot de islam. Nu is nog zo’n tien procent van de bevolking Koptisch.
Grafstenen met Koptisch schrift
De Kopten plaatsten vaak stèles of grafstenen op het graf van hun familielieden. Traditionele offerscènes waren pass. Figuratieve versieringen bleven beperkt tot kruistekens, duiven, kransen en andere christelijke motieven. Dikwijls was het vlak van de steen gevuld met alleen maar tekst in Koptisch schrift. Dergelijke inscripties leren ons veel over de Koptische opvattingen over dood en hiernamaals.
Grafsteen van George
De tekst op de grafstèle voor de overleden diaken George (tweede afbeelding) is kort en bondig: “O God van het heelal, onze Heer Jezus Christus die komt om de levenden en de doden te berechten, wees genadig voor de ziel van de gelukzalige George, de diaken en schrijver: geef hem rust, samen met al Uw heiligen. Het zij zo. Hij stierf op de 12de Payni van de 6de indictie, jaar 418 na Diocletianus.” George stierf volgens de stèle op 6 juni 722 en wordt gelukzalig genoemd omdat hij volgens zijn verwanten op voorspraak van Christus en zijn heiligen in het hemelse paradijs zal komen.
Grafsteen van Eulogia
Er was ook een andere kijk op de dood, vooral bij jonge mensen die plotseling stierven, zoals blijkt uit de bittere tekst op een stèle voor het meisje Eulogia (eerste afbeelding): “O, vreselijke en afgrijselijke veroordeling die God uitsprak over Adam: ‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’. O, dood – een bittere naam in ieders mond – die een man van zijn vader afsnijdt en verwijderd houdt, een dochter van haar moeder, een bruid van haar bruidegom! Ik – deze ellendige Eulogia, dit kleine meisje, dat nog jong was en maar zo kort leefde – ik werd plotseling door de dood weggerukt, terwijl ik als een lelie in het veld stond te bloeien. Mijn moeder, een weduwe, en mijn broers en bekenden hebben me hierheen gebracht en in dit graf gelegd” Eulogias sterfdatum is bepaald op 2 oktober 759.
Rotsvast geloof versus twijfel
Het verschil in toon tussen beide stèles is opmerkelijk. De steen voor Eulogia vertoont veel verwantschap met ‘dodenklachten’ op grafstèles die zijn gevonden in de omgeving van de stad Antino in Midden-Egypte (het huidige Sjech Ibada). Tegenover het rotsvaste geloof in de bestemming van George staat de twijfel op de steen voor het meisje. De sombere ondertoon is kenmerkend voor de Koptische periode, toen Egypte voortdurend door buitenlandse machthebbers werd overheerst en sterk verarmde. Typisch Egyptisch aan de Eulogia-stèle is het directe beroep dat de dode doet op de levenden om de tekst te lezen – dat zou heilzaam zijn – en voor haar te bidden.