Wijsheden op papyrus
Een bijzonder voorwerp in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden is een zes meter lange papyrus waarop vijfentwintig levenslessen en vermaningen zijn samengepakt. De ‘Papyrus Insinger’ – want zo heet hij – is een zogenoemde wijsheidsleer uit de eerste eeuw na Chr., toen Egypte al was ingelijfd bij het Romeinse Rijk.
Egyptische traditie
Wijsheidsleren vormden een literair genre dat al vanaf het Oude Rijk (2543-2120 v.Chr.) in Egypte bestond en vooral in het onderwijs werd gebruikt. Deze Papyrus Insinger laat zien hoe levend de Egyptische traditie van de wijsheidsleer na drieduizend jaar nog was, met z’n ethiek, z’n normen en waarden, aangepast aan de eisen van de Grieks-Romeinse tijd.
Jan Herman Insinger
De naamgever van de papyrus is de Nederlander Jan Herman Insinger. Hij vertrok, zoals zoveel tbc-lijders, in 1879 naar Egypte in de hoop daar genezing te vinden door het heilzame klimaat. Hij zou er tot zijn dood in 1918 blijven. In de tussenliggende negenendertig jaar heeft Insinger veel voor het Rijksmuseum van Oudheden betekend. Door zijn goede contacten met de Egyptische Oudheidkundige Dienst wist hij belangrijke collecties van bodemvondsten te verwerven, die hij vervolgens overdroeg aan het museum. In 1895 kocht hij de zes meter lange papyrus van een Franse industrieel in Egypte.
Geschreven in het demotisch
Wijsheidsleren werden aanvankelijk in het hiëratisch geschreven, het schrift voor dagelijks gebruik. Ze werden overgeleverd op papyri en potscherven, de zogenoemde ostraka. Naast de wijsheidsleren in het hiëratisch werden ze ook in het demotisch geschreven, een cursief handschrift dat zich ontwikkelde van een soort steno in de eeuwen voor Christus tot een alfabetschrift in de Romeinse tijd. De Papyrus Insinger is daarvan een voorbeeld.
Belangrijkste lange wijsheidsleer
De meeste demotische wijsheidsleren zijn kort en slecht bewaard. Van de vier nog bewaard gebleven langere demotische wijsheidsleren is de Papyrus Insinger de belangrijkste. De demotische papyrus laat zien dat de oude Egyptenaren ondanks de Romeinse overheersing trouw bleven aan hun goden, hun schrift, levenswijze en grafgebruiken, al pasten ze die wel aan de nieuwe tijd aan. Dat laatste maakt de Papyrus Insinger zo interessant.
Opbouw van de Papyrus Insinger
In de traditie van de wijsheidsleren richt een koning of hoge ambtenaar het woord tot zijn zoon of een leerling. De proloog van Papyrus Insinger is verloren gegaan, maar op het eind wordt een gebed uitgesproken voor een zekere Phebhor, een zoon van Djedherpan, mogelijk de auteur. De wijsheidsleer is verdeeld in vijfentwintig genummerde hoofdstukken met op het eind van elk hoofdstuk het aantal regels. Zo voorkwam de auteur dat kopiisten de tekst zouden verminken door de volgorde te veranderen. Elk hoofdstuk heeft een eigen thema dat is opgebouwd uit (meestal tweeregelige) strofen. De laatste strofen van een hoofdstuk bevatten een samenvatting en conclusie.
Dwazen
Een voorbeeld van een fragment uit de Papyrus Insinger: “Beter een slang in huis dan dat een dwaas er in en uit gaat. Wie met een dwaas omgaat, wordt aangetrokken tot misdaad. Wie met een dwaas mens leeft, sterft in de gevangenis… Wie met een wijze meeloopt, wordt met hem geprezen. Wie met een dwaas voorbij komt, laat stank op straat achter.”
Nadruk op ethiek
Waar oudere wijsheidsleren vooral aandacht besteden aan correct politiek gedrag of maatschappelijke etiquette, legt de Papyrus Insinger de nadruk op ethiek. Bij alle opvattingen over goed en kwaad (wijze en dwaas) erkent de auteur dat de mens ook tot het kwaad kan vervallen als hij de dwaas mijdt. Acceptatie en berusting bepalen hier soms de inhoud van de tekst. Dat zou te maken kunnen hebben met de Egyptische reactie op de politieke tegenslagen van de voorgaande eeuwen.