Houten grafborden uit de grond
Eigenlijk zou je de Egyptische grafstenen of stèles uit de periode na 1000 v.Chr. geen grafstenen kunnen noemen. Vanaf die tijd werden ze namelijk steeds meer van hout gemaakt, in plaats van steen. Op de hier afgebeelde houten stèle van priester Nechtefmoet (900 v.Chr., 23,5 centimeter hoog) zien we een offertafereel in zachte tinten waarbij de nadruk ligt op de kosmische cyclus van dag en nacht, onder andere symbolen van leven en dood. Op de andere stèle, van de huisvrouw Anchnesit (600 v.Chr., 40 centimeter hoog), zien we voorstellingen die in primaire, minder zachte kleuren zijn geschilderd en door een uitvoerige tekst worden omgeven.
Stèles verhuizen van boven naar onder de grond
Stèles vormen van oudsher het middelpunt van bovengrondse cultusplaatsen. Voor nabestaanden waren het punten waarop ze zich konden richten om contact te leggen met de doden. Voor de doden zelf boden de voorstellingen op de grafstenen de magische garantie dat er altijd wel wat te eten was. Na het Nieuwe Rijk (1539-1077 v.Chr.) verhuisden deze stèles van boven naar onder de grond, onder meer om ze tegen grafrovers te beschermen, maar misschien ook omdat het materiaal kwetsbaarder was. Voortaan werden de stèles naast de mummiekist geplaatst. Zo kwamen de rijk beschilderde houten stèles in zwang. Teksten en voorstellingen wisselen met de tijd. Daardoor is het mogelijk de voorwerpen goed te dateren en kunnen we ook de veranderingen zien in uitvaartideeën, religieuze praktijken en voorstellingen, van de Derde Tussenperiode (1076-723 v.Chr.) tot de Romeinse tijd (31 v.Chr.).
Stèle van Nechtefmoet
De stèle van Nechtefmoet, ‘de godsvader en geliefde-van-de-god’, is een goed voorbeeld uit de beginperiode van de houten grafborden. Op het vrijwel geheel beschilderde beeldvlak zien we hoe de priester wierook offert aan de god links. Nechtefmoet is gekleed in een lang, half doorschijnend gewaad en draagt een geurige zalfkegel op het hoofd. In de ene hand houdt hij een wierookbrander, met de andere hand gooit hij wierookkorrels in een vlam. Op een offerstandaard voor hem ligt een geopende lotusbloem.
Afbeeldingen en symbolen
De god links is afgebeeld als een mummie met valkenkop. Op het hoofd draagt hij een zonneschijf met de beschermende uraeusslang en in de hand een gesel. Uit het bijschrift erboven blijkt dat het de god Re-Horachty is, het symbool van de jonge ochtendzon die net als Osiris de dood overwint. De symbolen geven aan dat de overleden priester van het westelijke dodenrijk naar de oostelijke horizon reist waar hij net als de zonnegod een nieuw leven hoopt te beginnen. Nechtefmoet behoorde tot de voornaamste priestergeslachten.
Stèle van Anchnesit
Op de stèle van de vrouw zien we de invloed van de zogeheten Satische renaissance, een proces waarbij allerlei eeuwenoude tradities nieuw leven werd ingeblazen. Deze Egyptische renaissance was begonnen in de periode 712-657 v.Chr. (de 25ste dynastie) en beleefde een ander hoogtepunt tijdens de 26ste dynastie, die in 664 v.Chr. in de Deltastad Sas werd gesticht. Op het grafteken van Anchnesit zijn de starre en symbolische voorstellingen kenmerkend voor haar tijd. De afzonderlijke elementen, die schematisch en in primaire kleuren zijn geschilderd, doen denken aan uitvergrote hiërogliefen.
Afbeeldingen en symbolen
Bovenaan zien we de bark van de zonnegod, die zelf is weergegeven als een ram in een zonneschijf. Aan weerszijden staan bavianen die de opkomst van de ochtendzon met opgeheven handen begroeten. Boven de bark zweeft de gevleugelde zonneschijf als symbool van de hemel. Het tweede register toont een dubbele offerscène. Rechts aanbidt Anchnesit de god van de ochtendzon, Re-Horachte. Links wendt zij zich tot Atoem, de god van de avondzon. Ook hier dus weer de afwisseling van dag en nacht.