Luxeflesjes voor op de kaptafel
Deze drie cosmeticaflesjes zijn niet geblazen, maar gevormd met draden van gesmolten glas. Toen ze werden gemaakt, omstreeks 1375 v.Chr., was het glasblazen nog niet uitgevonden. Dat gebeurde pas veel later, in 50 v.Chr.
Hoe de Egyptenaren glas maakten
De oude Egyptenaren gebruikten zand als basisgrondstof voor de productie van glas. Daaraan werden kwarts, soda en kalk toegevoegd. Om vaasjes en flesjes te maken, pasten ze de zogenoemde kern-glastechniek toe. Daarbij werden draden van gesmolten glas om een kern van klei met organisch bindmiddel gewonden. De buitenkant van het zo gevormde flesje of vaasje werd vervolgens gladgemaakt door hem over een plat vlak te strijken. De versiering werd aangebracht door in bepaalde patronen gelegde, gekleurde glasdraden in het oppervlak te rollen. Tot slot werden de oren, rand en voet aan het voorwerp gezet en werd de kern verwijderd.
Glas kleuren
Mineralen om het glas te kleuren kwamen voor een deel uit eigen land, maar deels ook van elders. Koper voor lichtblauw, blauwgroen, groen en rood glas kwam uit de Sina, maar werd ook ingevoerd uit Azië. Lood voor ondoorschijnend en wit glas kwam van het Griekse schiereiland Laurion. Kobalt voor de aanmaak van donkerblauwe kleuren werd uit Oost-Europa geïmporteerd, via handelscontacten met het Griekse Mycene. Kralen en amuletten van glas bestonden in Egypte al lang voordat het kernglasvaatwerk zijn intrede deed. De oudste Egyptische voorbeelden van kernglas dateren uit de regeringsperiode van Thoetmosis I (ca. 1500 v.Chr.).
Luxeproducten voor de elite
De glazen flesjes die hier zijn afgebeeld, waren luxeproducten in het oude Egypte. Het grote aantal exemplaren dat uit de 18de dynastie (zoals deze uit 1375 v.Chr.) bewaard is gebleven, vormt het beste bewijs voor de enorme welvaart en rijkdom die de bovenlaag van de bevolking in die tijd genoot. Glazen vaatwerk was zeer gewild, niet alleen vanwege de esthetiek, maar ook omdat het een koninklijke status had: het was gemaakt in de ateliers van de paleizen. Glazen flesjes dienden vooral voor huiselijk gebruik, al zijn ze ook gevonden in graven, zodat de overledene ze kon gebruiken in het hiernamaals.
Drie meest voorkomende flestypen
De drie meest voorkomende flestypen zijn de krateriskos, de amphoriskos en de palmzuil. De eerste twee ontlenen hun namen aan de latere Griekse vazen. Ze werden gebruikt om parfum in te bewaren. De palmzuilkokertjes (midden op de eerste afbeelding, en onderaan) werden gebruikt voor de opslag van kohl, een cosmetisch zwartmakertje voor de ogen. Vaasjes in de vorm van een granaatappel (rechts op de eerste afbeelding), die voor parfumolie bestemd waren, komen minder vaak voor. De krateriskos met twee opstaande oren (links op de eerste afbeelding, en midden) is een meesterstuk. De buik is versierd met veerpatronen, gemaakt van ingesmolten lichtblauwe, gele en witte glasdraden. De hals is bedekt met guirlandemotieven in dezelfde kleuren, alles op een diepblauw fond.