Terracotta beeldjes uit Syrië

Karakteristiek voor het einde van de Vroege Bronstijd in Noordoost-Syrië (ca. 2100-1900 v.Chr.) zijn deze uit klei vervaardigde mensfiguurtjes. Ze zijn met de hand gemaakt en in delen opgebouwd: nadat eerst het lichaam en het hoofd in grote lijnen gevormd waren, werden vervolgens ogen, haar, armen, borsten, etc. in de nog natte klei gedrukt en middels inkrassingen gedetailleerd uitgewerkt. Opgravingen van oude steden en dorpen langs de Eufraat en in het Syrische deel van de Jezirah (Arabisch voor eiland, waarmee het land bedoeld wordt gelegen tussen de grote rivieren: de Eufraat in het westen en zuiden en de Tigris in het oosten en noorden) brachten duizenden van dergelijke, veelal fragmentair bewaarde, figuurtjes aan het licht.

De beeldjes stellen zowel mannen als vrouwen voor. Sommige dragen een kind in de armen, anderen een vogel, een aap of een ander dier. In lengte variëren deze figuurtjes grofweg tussen 12 en 25 centimeter. In een enkel geval konden sporen van beschildering worden aangetoond. Opvallend is het langgerekte lichaam, afgeplat of in het rond gemodelleerd. Het onderlichaam loopt geleidelijk uit in een standvlak en wekt de indruk een lang gewaad weer te geven, dat de voeten bedekt. Grote aandacht werd door de makers steeds besteed aan het hoofd. Kenmerkend zijn de grote, doorboorde ogen en de spitse neus, die vaak aan een snavel doet denken. Opmerkelijk is dat de mond vrijwel nooit wordt aangegeven. De oren zijn vaak als prominente uitstulpingen aanwezig, en soms doorboord: blijkbaar droeg een aantal van deze figuurtjes oorringen. In vele gevallen hebben de figuurtjes lang, over de schouders vallende haar, gemodelleerd in complexe vormen. Anderen lijken kaal te zijn en dragen puntmutsen of hoge, afgeplatte kronen met ingekraste decoratie. Om de hals dragen de figuurtjes zonder uitzondering een of meer brede kettingen.

De armen en handen zijn gewoonlijk schuin omhoog tegen de borst gedrukt, mogelijk een gebedshouding of een weergave van de vruchtbaarheidsgodin die haar borsten ondersteunt. Soms hebben deze figuurtjes korte armen die naar voren wijzen. Deze stompjes zijn steeds verticaal doorboord en hielden blijkbaar een los voorwerp vast. Men heeft verondersteld dat het hier gaat om wagenmenners, die teugels in de handen hielden en die zouden behoren bij de veel gevonden dierfiguurtjes en kleine koetsmodellen (waaronder tweewielige strijdwagentjes). Het lijkt echter meer waarschijnlijk dat deze figuurtjes goden voorstelden die oorspronkelijk in hun armen een staf, wapen of standaard vasthielden. Van dit soort godenbeeldjes zijn vele bronzen voorbeelden bekend.

Gelet op het massale voorkomen van deze beeldjes en het gebruik van klei in plaats van kostbare steensoorten of metaal, heeft men gesuggereerd dat de figuurtjes als verzinnebeelding dienden van goden van ondergeschikte rang. Een dergelijke interpretatie lijkt ondersteund te worden door het feit dat, op een klein aantal in graven gevonden figuurtjes na, de meeste bij opgravingen tevoorschijn kwamen in en om woonhuizen. Nederlandse archeologen vonden in 1972 bij opgravingen in Tell Selenkahiye, een oude stad aan de Eufraat, een drietal van deze beeldjes bij elkaar begraven onder de vloer van een woonhuis aan. Het grootste beeld hield in de uitgestrekte linkerhand een kruik vast, de andere hand was doorboord. Mogelijk gaat het hier om huisgoden, die geacht werden bescherming te bieden aan de bewoners en huis en haard te vrijwaren van onheil.

De voorwerpen | Relevante voorwerpen