Vaatwerk uit Luristan

Het centrale deel van het bergland in West-Iran staat bekend onder de naam Luristan. Luristan neemt in de archeologie van Iran een bijzondere plaats in: de streek vormt het herkomstgebied van de befaamde Luristan-bronzen. Het gaat hierbij om bronzen vaatwerk, zwaarden, speren, bijlen, standaarden, sierspelden, armbanden, figuurtjes en andersoortig gerei van uitzonderlijke kwaliteit en met een rijke, sterk gestileerde decoratie waarin vooral diermotieven een grote rol spelen. Deze bronzen treft men tegenwoordig in vele musea en privécollecties over de gehele wereld aan.

Het vroegst bekende Luristan-brons werd in 1854 door het British Museum in Londen verworven, maar de grote stroom naar de westerse wereld begon aan het einde van de jaren twintig van de vorige eeuw. Hoewel de bronzen zelf een grote bekendheid genieten, beschikken we nauwelijks over gedetailleerde informatie aangaande de herkomst en vondstomstandigheden. Vrijwel zonder uitzondering bleken de aangeboden bronzen te stammen van clandestiene opgravingen en plunderingen van antieke graven in Luristan. Vanaf de jaren 1930 werd er wetenschappelijk veldwerk verricht. De in de oostelijke vlakte gelegen necropolen waren reeds grotendeels geplunderd. De grafvelden in de ontoegankelijke westelijke bergen daarentegen bleken veelal nog gespaard te zijn en systematische opgravingen (vooral van Belgische zijde) gaven voor het eerst een inzicht in de herkomst, datering en achtergrond van de Luristan-bronzen.

De grote bloeitijd van de bronscultuur van Luristan begint rond 1000 v.Chr., en duurt tot ongeveer 600 v.Chr. De opgravingen brachten uitgestrekte necropolen aan het licht, gekenmerkt door grote, rechthoekige tot cirkelvormige tombes waarvan de wanden waren opgebouwd uit lagen steen. Deze steenkistgraven waren afgedekt met grote steenplaten, terwijl aan een van de korte zijden veelal een plaat van kalksteen rechtop als toegangsdeur geplaatst was. In de meeste gevallen bleken de graven voor meer dan één bijzetting gebruikt te zijn. Bij elke nieuwe bijzetting werden de beenderen en de grafgiften van een eerdere begraving of verwijderd, of naar de zijwanden verschoven, om zo ruimte te scheppen voor de nieuwe inhumatie. De graven moeten herkenbaar in het landschap aanwezig geweest zijn, daar een aantal tombes, te oordelen naar de bijgaven, gebruikt werden met tussenpozen van soms zeer lange duur. De grafgiften in de steenkistgraven omvatten een bruin-beige aardewerk, soms voorzien van een geïnciseerde decoratie, sieraden en vooral de typische Luristan-bronzen: wapens, standaardbekroningen, vaatwerk, etc.

Rond 800 v.Chr. verschijnt, naast de steenkistgraven, een nieuw type van grafconstructie: eenvoudige kuilgraven, bedoeld voor een persoon. De necropolen lijken nu van grotere omvang te worden en bevatten vaak vele tientallen graven. Ook in de bijgaven treden veranderingen op. Zo verschijnt er een beige-rood tot grijs-zwart aardewerk, soms theriomorf van vorm, en het metaalwerk omvat nu onder andere gouden en zilveren sieraden, bronzen pronkwapens (gebruikswapens werden nu van ijzer vervaardigd) en bronzen vaatwerk in vele vormen.

Het hier getoonde bronzen vaatwerk, verworven in de kunsthandel, dateert in de late 9de eeuw v.Chr. en werd mogelijk vervaardigd in een werkplaats in het noorden van de Pish-i Kuh, de oostelijke vlakte van Luristan. De twaalf centimeter hoge knopbeker (situla) heeft een langgerekt en slank, concaaf profiel, afgerond aan de onderzijde en eindigend in een knop. De beker toont een rijke, gedreven versiering. Onder de enigszins uitkragende rand is allereerst een fries van dooreengevlochten lijnen aangebracht, gevolgd door een band van omlaag gerichte tongen. Het hoofdfries toont twee symmetrisch tegenover elkaar staande stieren, met een plant in het midden. De stieren zijn buitengewoon fijn en gedetailleerd uitgewerkt, met stippelbanden langs de contouren van het lichaam en golvende lijntjes ter aanduiding van de vacht. De omhoog geheven staarten van de dieren wijzen naar voren en eindigen in krullen of guilloches.

Gelijksoortige, meestal onversierde situlae werden ook buiten Luristan gevonden, onder andere in Ur en Uruk in Zuid-Irak en Mari in Noordoost-Syrië. Het lijkt hier te gaan om exclusief vaatwerk. Zo draagt een bij illegale opgravingen gevonden knopbeker een opschrift van Eriba-Marduk, koning van Babylonië (802-763 v.Chr.), terwijl een gouden kom uit de 9de eeuw v.Chr., gevonden te Hasanlu in Noordwest-Iran, een priester toont met een dergelijke knopbeker in de handen. Het hoofdfries op de situla, twee gevleugelde stieren voor een levensboom, lijkt geïnspireerd te zijn op Assyrische en Babylonische voorbeelden. Ofschoon de bronskunst van Luristan van een geheel eigen karakter is, zijn de invloeden van de machtige buren voortdurend waarneembaar. Zeker de Assyrische koningen hebben bij diverse militaire campagnes Luristan doorkruist, zelfs grote delen bezet, en als zodanig hun sporen achtergelaten.

Het lage bronzen schaaltje heeft een enigszins bolle bodem en een rechte, licht naar buiten staande wand. De meeste bij opgravingen gevonden schalen van dit type zijn niet versierd, maar de onze toont aan de buitenzijde een gehamerd fries van gevleugelde steenbokken, in een stijl die herinnert aan de Babylonische kunst. De langgerekte dieren zijn in krachtige, vloeiende lijnen afgebeeld, met veel gevoel voor detail. De smalle kop wordt gekarakteriseerd door grote ogen, een gekruld, spitse sik, puntige oren en grote, omlaag gebogen horens. De slanke hals toont manen aan de bovenzijde, terwijl het lichaam vooral gedomineerd wordt door de fijn aangeduide vleugels en de krachtige poten (let daarbij op details, zoals de hoeven). De lange staart is omhoog gericht en eindigt in een krul.

De voorwerpen | Relevante voorwerpen