Standaardbekroningen uit Luristan

Tot de meest kenmerkende, en tegelijkertijd ook tot de meest raadselachtige, uitingen van de bronscultuur van Luristan behoren de voorwerpen, die bij gebrek aan een betere naam als standaardbekroningen betiteld worden. Deze langgerekte objecten zijn samengesteld uit een holle, veelal flesvormige sokkel waarop een symmetrische opgebouwde, voorstelling (de bekroning) is gemonteerd. De sokkel geeft aan dat deze objecten oorspronkelijk op een ander voorwerp geplaatst waren. Waartoe de standaardbekroningen dienden is geheel onduidelijk. Zij zijn bij opgravingen tot nog toe uitsluitend in graven aangetroffen (op zichzelf niet zo vreemd: nederzettingen zijn immers nauwelijks bekend uit het Luristan van het vroege 1ste millennium v.Chr.).

De standaardbekroningen verschijnen voor het eerst rond 1100-1000 v.Chr. Deze vroegste bekroningen bestaan meestal uit antithetisch opgerichte en op eenvoudige wijze weergegeven dieren zoals steenbokken, leeuwen, paarden of uit fantastische dieren en monsters. De dieren steunen met de achterpoten op een kleine ring en houden met de voorpoten een tweede ring vast; door deze ringen liep een buis ter bevestiging op het flesvormige, bronzen voetstuk. De zeer naturalistisch afgebeelde steenbokken hebben een lang, slank lichaam met een puntig staartje en geslachtsdeel. De koppen dragen korte, opstaande oren en zwaar aangezette horens, voorzien van knobbelachtige verdikkingen. De grote ogen zijn plastisch aangeduid, terwijl onder de kin een kort sikje aanwezig is.

Later (9de en 8ste eeuw v.Chr.) blijven deze diervoorstellingen in gebruik, zij het dat ze nu van een meer gestileerde en minder realistische vorm worden. Een thema dat nu echter vooral op de voorgrond gaat treden is dat van de dierentemmer of bedwinger der wilde dieren. Centraal bij deze standaardbekroningen staat een demonisch aandoende, menselijk figuur, vaak getooid met horens aan weerszijden van het hoofd, die met uitgestrekte armen de hals van twee wilde dieren met opengesperde muil vastgrijpt. De dierenbedwinger kan een tot drie hoofden hebben, waarvan de tweede en de derde achtereenvolgens op de borst en de buik geplaatst zijn. In veel gevallen versmelt het onderlichaam van de menselijke persoon met de onderlichamen van de beide dieren, die steeds aan weerszijden van de dierenbedwinger afgebeeld worden.

Een goed voorbeeld is de bekroning waarvan het centrale deel wordt gevormd door een lange, ronde buis, aan de bovenzijde uitgewerkt tot een menselijk bovenlichaam. Het hoofd is op eenvoudige wijze aangeduid door een grote neus, ver afstaande oren, uitpuilende ogen en een kin met korte baard. Op het hoofd lijkt de persoon een soort van tiara te dragen. Een tweede menselijk gelaat is aangeduid rond het middel, waar de romp van de man overgaat in de lichamen van de dieren ter weerszijde van hem. De beide dieren hebben, net als de dierenbewinger, elk twee koppen: een kop, met wijd opengesperde muil en vervaarlijke tanden, is aangebracht aan het uiteinde van de lange, gebogen halzen, terwijl de andere, vogelachtige kop zich bevindt op de hals ter hoogte van het tweede menselijk gezicht in het midden van de bekroning.

De onderlichamen van de beide dieren zijn samengesmeed tot een geheel (de centrale schacht) met het onderlijf van de dierenbedwinger. Een platte verbreding van de romp onder het middel geeft mogelijk het bekken aan. De achterpoten lopen naar beneden op elkaar toe en zijn geplaatst op voetstukje met een uitsteeksel aan weerszijden. Een standaardbekroning sterk gelijkend op deze werd gevonden bij Belgische opgravingen in een graf van de necropool van Tattulban en dateert rond 750 v.Chr. Een zelfde datering voor de hier getoonde bekroning lijkt gerechtvaardigd. De standaardbekroning van Tattulban lag voor het aangezicht van de dode. Verdere grafgiften omvatten vaten van aardewerk en wapens: een bronzen schild, een ijzeren dolk en een aantal ijzeren pijlpunten.

Uit een wat vroegere tijd (9de eeuw v.Chr.) stamt de kleine, 9,5 centimeter hoge standaardbekroning met dierentemmer. De menselijke figuur is weergegeven tot het middel en draagt een gordel. Het gezicht wordt gekarakteriseerd door een grote neus, uitpuilende ogen en een kort baardje. De man lijkt wijd afstaande oren te hebben. Deze oren zijn evenwel de snuiten van de twee fantastische dieren ter weerszijden van hem. De dieren zijn symmetrisch tegenover elkaar geplaatst en hebben lange, gebogen halzen, die uitlopen in koppen met grote ogen en opengesperde muilen. De halzen vormen tevens de armen van de man. De handen, waarmee de dierenbedwinger de beesten vastgrijpt, zijn aangegeven net onder de koppen. De grote klauwen en staarten van de dieren zijn zorgvuldig weergegeven. Opmerkelijk is dat deze bekroning slechts aan een zijde is afgewerkt. De achterzijde is geheel vlak. Blijkbaar was deze standaardbekroning, in tegenstelling tot de anderen, bedoeld om slechts van een kant bekeken te worden.

De voorwerpen | Relevante voorwerpen