Biddende man

Sumerische sculptuur waren vaak bedoeld om opgesteld te worden in de tempels. De meeste beelden werden aan de tempel geschonken. Uit inscripties die op vele van deze beelden zijn aangebracht, blijkt dat deze sculpturen echter meer zijn dan een gift. Ze dienden in eerste instantie als plaatsvervanger van de schenker en baden in eeuwig aanschijn voor de godheid voor het leven van de schenker. Mannen, vrouwen en paren lieten dergelijke beelden van zichzelf maken. Eenmaal opgesteld in het heiligdom, verzekerden de beelden de schenkers van voortdurende goddelijke bescherming en herinnerden zij de godheid aan diens verplichtingen tegenover de schenkers.

Honderden van dergelijke beelden zijn inmiddels bekend uit Mesopotamië en Noord-Syrië, elk in een min of meer identieke houding. Een karakteristiek voorbeeld is het bijna 32 centimeter grote, kalkstenen beeld uit het Dijala-gebied ten noordoosten van Bagdad. Het beeld dateert rond 2600 v.Chr. Het stelt een man, mogelijk een priester, met ontbloot bovenlichaam en een kaalgeschoren hoofd voor. De handen zijn samengevouwen voor de borst in een voor deze tijd kenmerkend gebaar van gebed: de geopende rechterhand omvat de gebalde linkerhand, waarbij de rechterduim achter de linkerduim ligt. De man is gekleed in een lange, tot de enkels reikende en om het middel gewikkelde rok of kilt. De bovenzijde van deze rok is van gladde stof, terwijl het onderste deel bestaat uit twee over elkaar heen aangebrachte lagen van spits toelopende bundels franje. Vaak wordt gesteld dat deze franjerok een gestileerde weergave is van een wollige schapenvacht. Het is echter twijfelachtig of deze interpretatie juist is. De franjes kunnen ook het resultaat zijn van een specifieke manier van weven.

Opvallend zijn ook de expressieve gezichtstrekken en vooral de disproportioneel grote ogen. De ogen waren elk ingelegd met een fragment van een schelp of struisvogelei, waarbij een oorspronkelijk opgevulde doorboring de pupil aangeeft. Ook de lange, met elkaar verbonden wenkbrauwen waren oorspronkelijk ingelegd. De inleg van ogen en wenkbrauwen was aan het beeld bevestigd met behulp van bitumen, een materiaal dat algemeen gebruikt werd in het oude Mesopotamië als kleefstof en vulmiddel. De belangrijkste bronnen van bitumen, die ook tegenwoordig nog in gebruik zijn, vindt men langs de Eufraat in de buurt van de stad Hit, ongeveer honderdvijftig kilometer ten noordwesten van Bagdad.

Het beeld maakt tegenwoordig een kleurloze indruk. Men moet zich evenwel voorstellen dat in de oudheid deze beelden beschilderd werden. Zo toonden verfsporen aangetroffen op een beeld uit Mari (Oost-Syrië) aan dat de franjerok oorspronkelijk een rode kleur had, omzoomd door zwart beschilderde boorden. Bij een beeld uit Ur (zuid-Irak) waren de handen en het gezicht rood beschilderd, terwijl de haren en de franjerok zwart waren.

De precieze herkomst van het beeld is helaas onbekend. In de jaren twintig van de vorige eeuw werd de kunstmarkt in Bagdad overspoeld door fragmenten van Sumerische sculptuur, waaronder dit beeld, gevonden tijdens illegale opgravingen, waarschijnlijk op de ruïneheuvel van Khafadje (het oude Tutub). Archeologen van de Universiteit van Chicago onderzochten daarop het terrein dat eerder onder handen was genomen door de schatgravers en door hen vol kuilen en tunnels was achtergelaten. Men slaagde erin de resten vrij te leggen van een aantal tempels. Hoogstwaarschijnlijk was het beeld oorspronkelijk in een van deze tempels geplaatst.

De voorwerpen | Relevante voorwerpen