Citer en lier

De lier en de citer waren de belangrijkste snaarinstrumenten in de Romeinse tijd. Ze werden delyra en decithara genoemd, letterlijke transscripties uit het Grieks, want op muziekgebied waren de Romeinen, zoals op vele andere cultuurgebieden, schatplichtig aan de Grieken. Strijkinstrumenten waren in die tijd onbekend.

Verschil in gebruik

Van de twee snaarinstrumenten, die met de hand of een plectrum werden beroerd, is de lier altijd het eenvoudigste instrument gebleven. Hij diende uitsluitend ter begeleiding van zang. De citer ontwikkelde zich tot een solo-instrument, bedoeld voor concerten. Dit instrument had dan ook een veel grotere klankkast. Bovendien was hij meestal rijk versierd. De snaren van beide instrumenten waren altijd even lang en brachten slechts één toon voort. Verschillen in toon konden alleen worden bereikt door verschillen in dikte en spanning van de snaren.

Hermes vond de lier uit

Volgens de Griekse mythologie was de god Hermes de uitvinder van de lier. Hij bespande het schild van een schildpad met runderhuid om een klankkast te maken. Twee runderhorens deden dienst als zijarm en een stokje als dwarsverbinding. Met een aantal schapendarmen voltooide hij het snaarinstrument. Aanvankelijk werd de lier inderdaad zo gemaakt. Later werden de klankkast en zijarmen vervaardigd van hout, zoals bij de citer.

Snaren en keizers

Het aantal snaren verschilde nogal per instrument. In antieke bronnen wordt de lier meestal beschreven als een vier- tot elfsnarig instrument. De citer zou zeven tot vijftien snaren tellen. In plaats van schapendarmen werden voor de snaren in de loop van de tijd ook pezen gebruikt. Zowel de lier als de citer werd in de oudheid vooral bespeeld tijdens religieuze plechtigheden, maar ook bij muziek- en zangwedstrijden. Het muziekonderwijs stond bij de Grieken en de Romeinen in hoog aanzien. Van verschillende Romeinse keizers, onder wie Nero, Elagabalus en Gallienus, is bekend dat zij één of meer instrumenten bespeelden.

Afbeeldingen

Uit de Grieks-Romeinse oudheid zijn maar weinig resten van snaarinstrumenten overgeleverd. Dat komt ongetwijfeld door de vergankelijkheid van het materiaal. Wel zijn er veel beschrijvingen en afbeeldingen van snaarinstrumenten bekend. Ook in Nederland zijn afbeeldingen van Romeinse snaarinstrumenten bewaard gebleven. We zien die bijvoorbeeld in reliëf aangebracht op twee handvatten van bronzen kannen (hier op de tweede afbeelding) en op een barnstenen doosje (eerste afbeelding).

Amor

De voorstelling op het barnstenen doosje laat een zittende Amor zien, herkenbaar aan de vleugeltjes op zijn rug. Hij bespeelt een snaarinstrument met een plectrum in zijn rechterhand. Het instrument is een lier. Het doosje behoort tot de grafinventaris van een rijke dame die in de 3de eeuw werd begraven in Nijmegen.

Figuren op de handvatten

De twee handvatten van het bronzen vaatwerk zijn onderaan versierd met muzikanten. De ene is een vrouw met lang golvend haar die een snaarinstrument bespeelt (derde afbeelding), eveneens met een plectrum. Gezien de grote klankkast, forse zijarmen en decoratieve ingeponste cirkeltjes is dit instrument duidelijk een citer. Ook de andere (vierde) afbeelding laat een citerspeler zien, eveneens een zittende Amor. Beide kannen zijn afkomstig uit Nijmegen. Ze zijn van een type dat voorkomt van de 1ste tot in de 3de eeuw.

1. De voorwerpen | Relevante voorwerpen