Vaatwerk uit de Rijn
In het voorjaar van 1895 deden werklieden bij baggerwerk in de Rijn tussen Oosterbeek en Doorwerth een opmerkelijke vondst. Tussen het opgebaggerde grint zat een grote hoeveelheid bronzen voorwerpen, waaronder kannen, schalen en steelpannen, 180 stuks verzilverd pantserbeslag in verschillende vormen, een ijzeren zwaard met schede, een olielamp en een verstekhaak.
Versnipperd en herenigd
Al gauw drong het besef door dat hier geld te verdienen viel. Zonder enige ruchtbaarheid werden de voorwerpen verkocht aan een handelaar, die ze weer doorverkocht aan de gerenommeerde antiquair J. Grandjean in Nijmegen. Deze verkocht de voorwerpen aan de rijke Amsterdamse verzamelaar P.A. Gildemeester en aan het Rijksmuseum van Oudheden. Gildemeester liet bij testament zijn hele verzameling Romeinse archeoligica aan het Leidse museum na, zodat de collectie bronzen voorwerpen uit de Rijn in zijn sterfjaar 1931 alsnog werd herenigd.
Schaal en kannetje
Op de meeste stukken ontbreekt een figuratieve versiering, maar de oren en handgrepen van het bronzen vaatwerk zijn wel vaak fraai gedecoreerd. De schaal (ca. 50 na Chr., 6,4 centimeter hoog) en het kannetje (ca. 50 na Chr., 15,8 cm hoog) vormen hiervan een goed voorbeeld (eerste afbeelding). De handgreep van de schaal eindigt in een hondenkop en het oor van het kannetje aan de onderkant in een leeuwenklauw, terwijl het aan de bovenkant is versierd met een leeuwenkopje.
Voor wassen en offeren
Kannetje en schaal vormen een stel. In de Romeinse tijd werd zo’n stel gebruikt door welgestelden om de handen te wassen, bijvoorbeeld bij de maaltijd, maar ook bij offerplechtigheden. Een dienaar goot met één hand water uit de kan over de vingers van zijn meester of meesteres en ving het neerdruppelende water op in de schaal die hij in zijn andere hand hield. De eigenaar van het hier afgebeelde stel liet zijn naam aanbrengen op de onderkant van de schaal en de kan. Hij heette Gaius Valerius Bellicus.
Amfoor
De twee oren van het amfoortje (tweede afbeelding, 22 centimeter hoog) eindigen aan de onderkant in een dierenklauw, met daaronder de skeletkop van een bok. Dergelijke amfoortjes behoorden tot het tafelservies van de Romeinen. Vergelijkbare stukken zijn gevonden in Boscoreale en Pompeii. Een aanknopingspunt voor de datering is de periode kort voor 79 na Chr., het jaar waarin de Vesuvius tot een uitbarsting kwam en beide steden door een dikke laag as en lava werden verwoest.
Geofferd of gestolen
Hoe de bronzen voorwerpen in de Rijn terecht zijn gekomen, is niet bekend. Mogelijk zijn de voorwerpen op een heilige plaats in de rivier gegooid om de goden gunstig te stemmen, een gewoonte die na de Kelten voortleefde in de Romeinse tijd. Een andere verklaring luidt dat de voorwerpen kunnen zijn gestolen uit een Romeinse legerplaats en onderweg verloren zijn gegaan of opzettelijk zijn achtergelaten. In dat verband komt het jaar 69 na Chr. in beeld, het jaar van de Bataafse Opstand waarbij alle Romeinse forten van Duitsland tot aan de Noordzee werden verwoest.