Visnetten vol Nehalennia-altaren
Tot de spectaculairste vondsten uit de oudheid in Nederland behoren zonder enige twijfel de Nehalennia-altaren. De archeologische geschiedenis van dit Romeinse erfgoed begon zoals zo vaak onder toevallige omstandigheden. In dit geval bij een visser. Op 14 april 1970 trof schipper K.J. Bout uit Tholen bij het vissen in de Oosterschelde nabij Colijnsplaat vier brokken steen in zijn netten aan. Het bleken stukken van twee altaren uit de Romeinse tijd, stelde conservator Nico Stuart van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden later vast. Op de altaren viel uit enkele tekstfragmenten de naam van een godheid af te leiden, namelijk die van de godin Nehalennia. Ruim drie eeuwen nadat haar tempel was ontdekt op het strand van Domburg dook zij nu wederom op.
Vier weken vissen: tweehonderd altaren
Besloten werd tot een uitgebreid onderzoek. Met behulp van de sleepnetten van de Tholen 6 Johanna Cornelia, het schip van visser Bout, werden in minder dan vier weken tijd meer dan honderd altaren, complete exemplaren en brokstukken ervan, naar boven gehaald. Bovendien werden er veel dakpannen, blokken tufsteen en ander bouwmateriaal opgevist. In de jaren daarna werden nog eens meer dan honderd brokstukken en altaren aan land gebracht, en enkele fragmenten en brokstukken van altaren. De totale oogst was uiteindelijk zo’n tweehonderd altaren, waarvan tachtig (bijna) compleet.
Heiligdom aan de Oosterschelde
De vondsten tonen aan dat er in de Romeinse tijd een heiligdom ter ere van de godin Nehalennia heeft bestaan op de oever van de Oosterschelde in de buurt van Colijnsplaat, toen Ganuenta geheten. Enkele altaren en stijlkenmerken van sommige stukken leidden tot een datering rond het jaar 200 na Chr. Waarschijnlijk is het heiligdom in de 3de eeuw door het water verzwolgen. De delen van het erfgoed die in de kleibodem ingebed lagen, zijn volkomen gaaf gebleven. De delen daarboven zijn aangetast door verwering en vraat door dieren.
Vervaagd gelaat
Het hier afgebeelde exemplaar van een altaar heeft aan de bovenkant een beetje te lijden gehad van de omstandigheden onder water, waardoor het gelaat van de godin Nehalennia vervaagd is. We zien hoe de godin met haar linkervoet op de voorsteven van een sterk verkleind schip staat. Op haar gebogen linkerbovenbeen houdt zij een mand met vruchten vast. Aan haar rechterkant zit een hond. Nehalennia draagt een lang gewaad met daaroverheen een omslagdoek.
Behouden vaart
Ongewoon is dat aan dit beeld de voorsteven van een schip is toegevoegd. Daardoor is zij behalve godin van de vruchtbaarheid (gesymboliseerd door de vruchten) en beschermvrouwe van huis en haard (de hond) ook beschermvrouwe van zeelieden geworden. Het altaar is dan ook gewijd door een schipper, afkomstig uit Besançon, Oost-Frankrijk. Hij heeft dit altaar voor haar opgericht als blijk van dank voor een behouden vaart. Uit de tientalen gevonden stukken bleek dat hij niet de enige was die een geschenk voor de godin in of bij haar heiligdom liet plaatsen.
Romeinse tempels
Ook elders in het land zijn (resten van) veel Romeinse tempels teruggevonden. Ze zagen er allemaal ongeveer hetzelfde uit: een hoge vierkante ruimte met een zadeldak (decella) waarin het beeld van de godheid stond opgesteld, de eigenlijke cultusruimte, met daaromheen een overdekte omgang waarin de wijgeschenken, meestal altaren, waren neergezet. Het schuine dak rustte aan de buitenkant op zuilen, waardoor de omgang naar buiten open was. Van de tempel in Colijnsplaat zijn niet alleen wij-altaren teruggevonden, maar ook delen van beelden die Nehalennia voorstellen. Het meest complete is het hier afgebeelde exemplaar.