Beker met slurfjes
Glazen voorwerpen uit de Merovingische tijd (zesde en zevende eeuw) kennen we voornamelijk uit graven waarin ze als bijgift werden meegegeven, zowel aan mannen als aan vrouwen. De voorwerpen waren voornamelijk afkomstig uit het Rijn- en Maasgebied. De hier afgebeelde glazen beker dateert uit de zesde eeuw en is gevonden in een grafveld in Rhenen. Het was een uitgebreid grafveld dat in gebruik is geweest tussen circa 400 en 750.
Uit een rijk graf
De drinkbeker is aangetroffen in een opvallend rijk vrouwengraf, samen met onder andere vergulde zilveren fibulae (mantelspelden), een zilveren armband, een ingelegde gesp, munten en een hakmes. De beker is vervaardigd van zeer dun glas en wordt slurfbeker genoemd, naar de opgelegde glasversiering in de vorm van slurfjes. Aan de binnenkant is deze versiering hol en staat ze in verbinding met de binnenkant van de beker. In gevulde toestand moet er dan ook een fraaie lichtwerking van het glas zijn uitgegaan.
Productieproces
Slurfbekers kwamen in de vroege middeleeuwen (400-1000) voor ten noorden van de Alpen. Ze werden als volgt gemaakt. Nadat de beker geblazen was en van omlopende glasdraden was voorzien, werd hij los getikt van de blaaspijp. Daarna werd de voet eraan gezet. Vervolgens werd op de wand van de beker een hete glasmassa aangebracht in de vorm van een nop, die met een tang tot een slurfje werd getrokken waarvan het uiteinde op de voet werd vastgezet. Zo ontstonden er een voor een noppen en slurfjes. De open verbinding tussen slurven en beker ontstond door extra aan te blazen bij het aanzetten van zo’n nop.
Drie eeuwen slurfbekers
De vroegste slurfbekers dateren uit de vijfde eeuw na Chr. als variant op de Laat-Romeinse noppenbekers. De mooiste exemplaren zijn gemaakt omstreeks 500. Die zijn voorzien van een dubbele rij slurfjes. Ook in de zevende eeuw kwamen slurfbekers nog voor, zij het in een eenvoudiger vorm.