Grafaltaar van Caetennia Pollitta
Het hier afgebeelde gezichtje van een jong Romeins meisje is onderdeel van een grafaltaar dat voor haar is opgericht. Het meisje heet Caetennia Pollitta. Op de Latijnse inscriptie staat: ‘Aan de Manes [goden van de onderwereld], van Caetennia Pollitta, dochter van Publius; zij werd 10 jaren en 6 maanden oud.’
Gedenksteen voor plengoffers
In de Romeinse grafcultus hadden grafaltaren als deze de functie van gedenksteen waarop plengoffers werden gebracht aan de overledene. Er zijn ook grafaltaren bekend waarin een nis is uitgespaard om er de as van de overledene, al dan niet in een glazen of aardewerken urn, bij te zetten. De grafaltaren stonden opgesteld langs de wegen of in ondergrondse tombes waarin de nabestaanden afdaalden om hun plengoffers te brengen.
Uitholling voor vloeistoffen
Het altaar van Caetennia heeft de vorm van een rechthoekige steen (cippus) die wordt bekroond door een kussenvormige versiering met aan weerskanten twee ‘rollen’. Op de voorkant hiervan zijn rozetten en een met linten versierde krans afgebeeld. Boven op het altaar is een diepe uitholling gemaakt waarin vloeistoffen, zoals wijn, konden worden geplengd als offergave aan de dode. Het vaatwerk waarmee dit gebeurde, staat afgebeeld op de twee korte zijden van het altaar: een offerschaal (patera) en een schenkkan in reliëf.
Het gezicht
Het overleden meisje is in reliëf geportretteerd in een medaillonvormige nis aan de voorkant. Het haar van Caetennia is in een soort pony gedeeltelijk naar voren gekamd. De rest rust in golvende lokken op haar schouder. In het haar draagt ze een sieraad. Haar gezicht vertoont verfijnde trekken: een kleine neus, fijne lippen en dromerige ogen. Haar oren daarentegen zijn vrij geprononceerd. De jurk van het meisje is van haar rechterschouder gegleden. Op haar linkerschouder is een deel van een mantel afgebeeld.
Gevonden in Rome
Het grafaltaar van Caetennia Pollitta is gevonden in Rome tijdens de bouw van woningen achter de badgebouwen (thermen) van de Romeinse keizer Caracalla (188-217 na Chr.). Andere graven van de familie van het meisje zijn aangetroffen in een grafveld onder de Sint Pieter.