Vuistbijl en vuursteenmijnbouw

De vuistbijl behoort tot de oudste en meest aansprekende voorwerpen uit de prehistorie. De eerste stenen vuistbijlen zijn minstens anderhalf miljoen jaar oud; de weinige in Nederland gevonden exemplaren dateren van 300.000 tot 50.000 jaar geleden. Ze worden aangetroffen in uiteenlopende gebieden, soms bedekt door een dikke laag veen of klei.

Zwitsers zakmes

Je zou de vuistbijl kunnen zien als een prehistorisch ‘Zwitsers zakmes’, een multifunctioneel werktuig uit het vroeg- en midden-paleolithicum. Onze vroege voorouders konden ermee snijden, hakken en zagen, ze konden er dieren mee slachten, villen en botten mee openbreken. Mogelijk was hij ook geschikt om er takken of stammetjes mee te bewerken. Recent onderzoek heeft aangetoond dat vuistbijlen ook werden gebruikt om samen met pyriet, een mineraal van zwavel- en ijzererts, vuur te maken.

Vorm

De vorm ontwikkelde zich geleidelijk vanuit eenvoudige werktuigen met enkele afslagen die uit rolsteen werden gemaakt, tot een tweezijdig bewerkt gereedschap met een lange snijrand en een scherpe punt, vaak van vuursteen of kwartsiet. Vuistbijlen konden worden aangescherpt. De afslagen konden ook afzonderlijk worden gebruikt. Soms gingen de bijlen lang mee. Versleten exemplaren werden weggegooid. Het zijn deze – kleinere – bijlen die regelmatig, en vaak bij toeval, in Nederland worden aangetroffen. De hier afgebeelde negentien centimeter lange paleolithische vuistbijl (eerste afbeelding) is gevonden in een groeve in Maastricht waar later de opgraving Belvédère gestalte zou krijgen. Hij ziet er weinig versleten uit.

Vuurstenen bijlen

De eerste vuistbijlen waren vaak van steen. In onze streken kwamen later vooral vuurstenen vuistbijlen voor (zoals op tweede afbeelding, 24,5 centimeter lang). Vuursteen werd gevonden in de (uitgespoelde) kalk in Limburg, in rivier- en kustafzettingen of in de keileem van stuwwallen (heuvels in het landschap die zijn ontstaan door een opstuwende gletsjer). Het basismateriaal van vuursteen, kiezelzuur, wordt gevormd in kalkafzettingen die in onze streken veelal dateren uit het Krijt (245-66 miljoen jaar geleden). In Limburg liggen die kalkafzettingen relatief dicht aan de oppervlakte. Daardoor konden er in het neolithicum (de tijd van de eerste boeren tussen 5300 en 2000 v. Chr.) vanaf ongeveer 4000 v. Chr. diepe mijnschachten worden aangelegd om vuursteen uit mergel te winnen.

Mijnschachten

In totaal moeten er in dit gebied zo’n drieduizend schachten zijn gegraven en werd er in duizend jaar zo’n twintig miljoen kilo vuursteen gemijnd. Het was de eerste ‘industrie’ van de Lage Landen. Ook in België, Frankrijk, Engeland, Duitsland, Polen en Denemarken zijn resten van dergelijke mijnen gevonden. In het kalkplateau bij Rijckholt werden zestien meter diepe schachten gegraven om bij de vuursteenlagen te kunnen komen. De schachten hadden een diameter van niet meer dan een meter. In de laag met de beste vuursteenknollen werden ondergronds horizontale galerijen uitgegraven met behulp van hertshoornen hakken en vuurstenen houwelen, ook wel pics genoemd. De knollen vuursteen werden naar boven gehesen en het kalkafval werd in de afgewerkte gangen gedeponeerd. Ondergrondse gangetjes werden opengehouden in de richting van andere schachten zodat ze in geval van nood als vluchtroute konden dienen. Het mijnwerk was namelijk niet zonder gevaar. Een mijnwerker kon bedolven raken onder losliggende grindlagen die holtes in de verweerde kalk opvulden, ook wel orgelpijpen of dolines genoemd.

Halffabrikaten

De opgehesen knollen van vuursteen werden bovengronds verwerkt tot halffabrikaten, meestal ruwe bijlen en lange smalle spanen, die klingen worden genoemd. Deze halffabrikaten werden uitgewisseld. Waarschijnlijk werden ze geruild tegen andere producten tot aan het Zuid-Duitse Bodenmeer toe. Op de plaats van bestemming werden ze bijgewerkt en eventueel geslepen. Vuursteen zou nog lang in zwang blijven als materiaal voor allerhande doeleinden. Het was het staal van de steentijd.

1. De voorwerpen | Relevante voorwerpen