Dit stuk reliëf was ooit onderdeel van een veel grotere afbeelding, waarschijnlijk een oorlogsscène die de muren van de ontvangstzaal van een paleis sierde met als doel de bezoeker te imponeren en de macht van de Assyrische koning te benadrukken. We zien twee vrouwen en een Assyrische soldaat. De kleding en haardracht van de vrouwen lijkt erop te wijzen dat het hier gaat om Babyloniërs of Arameërs. Het gaat hier waarschijnlijk om een (deel van een) afbeelding van een deportatie. Overwonnen volkeren werden door de Assyriërs meestal gedeporteerd, zodat zij zich niet in een opstand verenigden. De mannen konden kiezen tussen de dood of toetreding tot het leger. Door opname van vreemdelingen binnen het leger nam de kracht van het Assyrische Rijk flink toe. De soldaat draagt een helm met een korte, maanvormige verenpluim op een metalen kam. Dit type helm werd gedragen door de huurlingen, die een speciaal onderdeel van het Assyrische leger vormden. Het was in deze tijd heel gewoon om buitenlanders in te huren. Uit de bewapening blijkt dat de man diende als lansdrager, het zwaarst bewapende onderdeel van het leger. Dit stuk is in 1949 gekocht door het RMO maar is al veel eerder door de Brit Henry Layard in Nineveh (bij de huidige stad Mosoel in Irak) opgegraven. Hij zaagde de grote wandvoorstellingen wel vaker in kleinere stukken, zo waren ze makkelijker te transporteren. Deze tekst is geschreven in 2024 en is gebaseerd op: Vaste opstelling RMO, afdeling Nabije Oosten (2024). Tentoonstellingsteksten RMO, Nineveh (2017-2018).