Hoe Rome een ongekende grootmacht werd

Het Romeinse rijk kende een bescheiden begin op de plek waar later de stad Rome zou verrijzen. In de loop der eeuwen breidde het zijn territorium en invloed aanzienlijk uit. Eerst in Italië, later tot ver over de grens. Uiteindelijk ontwikkelde het zich tot een ongekende grootmacht waarvan de sporen nog altijd zichtbaar zijn in Europa, Noord-Afrika en Klein-Azië.

10de eeuw v.Chr.

Omstreeks de 10de eeuw v.Chr. waren op de linkeroever van de Tiber kleine nederzettingen gevestigd rondom een moerassige vallei. De bewoners waren Latijnen, Sabijnen en andere Italiërs die leefden in hutten van leem en riet. Zij bedreven een primitieve vorm van landbouw, ze hielden klein vee, ze visten en jaagden. Zo’n vier eeuwen later zou op hun grondgebied de stad Rome verrijzen. Daarmee werd de basis gelegd voor het Romeinse rijk, een ongekende grootmacht waarvan de sporen tot op de dag van vandaag nog bijna overal zichtbaar zijn: van Klein-Azië tot Noord-Afrika en West-Europa, inclusief de Lage Landen.

Rome

Over het ontstaan van Rome is altijd veel te doen geweest. Archeologen en historici hebben uit de overlevering en aan de hand van vondsten veel feiten kunnen achterhalen, maar de ontstaansgeschiedenis van de stad is nog steeds onderwerp van onderzoek. Antieke Griekse en Romeinse geschiedschrijvers hebben tal van verhalen nagelaten over de ontwikkeling van Rome, maar daarvan is maar een klein deel betrouwbaar gebleken. In hun geschriften lopen feit en fictie vaak door elkaar heen. Romeinse successen worden dikwijls opgeklopt. Veldslagen worden verkeerd gedateerd en gelokaliseerd of met mythen verknoopt. Dat laatste geldt ook voor de ontstaansgeschiedenis van Rome.

Romulus en Remus

De veruit bekendste mythe gaat over de babytweeling Romulus en Remus, zonen van de god Mars. In de legende wil de heersende koning hen in de Tiber laten verdrinken omdat hij bang is dat zij later de troon voor zich zullen opeisen. Zijn dienaren leggen de tweeling echter te vondeling op de oever van de rivier. Daar worden ze gezoogd door een wolvin, waarna een herder hen opneemt en grootbrengt in zijn gezin. Uiteindelijk sticht Romulus op 21 april in het jaar 753 v.Chr. de stad Rome nadat hij zijn broer vanwege een ruzie heeft vermoord.

Etrusken

Misschien heeft er omstreeks de 8ste eeuw v.Chr. wel een koning Romulus bestaan, maar het waren de Etrusken, een toentertijd machtig Italisch volk, die in de 6de eeuw v. Chr. de basis legden voor de stad Rome. Dat gebeurde met de troonsbestijging van koning Lucius Tarquinius Priscus uit Tarquinia. Hij liet een grote tempel bouwen op de heuvel van het Capitool en stichtte een centraal stadsplein: het Forum Romanum. Op de heuvels rondom dit plein verrezen woningen, werden straten geplaveid en werd een ingenieus drainagesysteem aangelegd, zodat er onder Etruskisch koninklijk bestuur een volwaardige stad ontstond, met algauw zo’n twintig- tot dertigduizend inwoners.

Stadstaat

De laatste Etruskische koning die in Rome zijn macht liet gelden, was Tarquinius Superbus (Tarquinius de Trotse, (circa 534-504 v.Chr.). Hij omgaf zich met overdreven pracht en praal en voerde een tiranniek bewind, wat tot grote ergernis leidde onder de plaatselijke Etruskische aristocraten. Zij verdreven de koning met harde hand uit de stad en maakten korte metten met het Etruskische koningschap. Zo werd het begin van de Romeinse republiek ingeluid. De politieke organisatie van de stadstaat Rome was hiërarchisch opgebouwd. Er waren volksvergaderingen, magistraten en een senaat, die tot op zekere hoogte samen het beleid bepaalden. Het zwaartepunt van de macht lag bij de senaat, waarin ex-magistraten voor het leven zitting hadden en consuls voor één jaar werden benoemd om beleid vorm te geven.

Conflicten

Rome is niet op één dag gebouwd. De groei van de stad verliep geleidelijk en soms geruisloos, al waren er ook langdurige periodes van onrust in en buiten de stad. Zo zijn in antieke geschriften uit de 5de en 4de eeuw v.Chr. verslagen gevonden van een aantal stevige maatschappelijke conflicten tussen patricische families en gewone burgers of ‘plebejers’, die in tegenstelling tot de bezitloze proletariërs vaak een stuk grond of een woning in eigendom hadden.

Patriciërs en plebejers

De patriciërs hadden in Rome de politieke en religieuze macht in handen. De plebejers – vaklieden, middenstanders, boeren – eisten dat de macht zou worden herverdeeld over de burgers en dat de uitbuiting door de patriciërs zou worden stopgezet. De conflicten gingen gepaard met oproer, stakingen en geweld. In 494 v.Chr. verlieten de plebejers massaal de stad om de patriciërs tot hervormingen te dwingen. Wat uiteindelijk ook lukte. Gaandeweg werd de macht in de stad tot op zekere hoogte herverdeeld.

Militaire strijd

Omstreeks dezelfde tijd, in de 5de en 4de eeuw v.Chr., trok het Romeinse rijk zijn eerste militaire sporen door de Italiaanse laars. De Romeinen hadden al herhaaldelijk strijd geleverd met verschillende Italische volken toen zij in 396 v.Chr. na een decennialange belegering de grote rivaliserende Etruskische stad Veii innamen. Tussen 343 en 290 v.Chr. voerden ze een jarenlange oorlog met hun Latijnse buren en de Samnieten, een machtig krijgersvolk uit het zuidelijk deel van de Apennijnen door wie ze meermaals werden verslagen. Daarnaast hadden de Romeinen gevaar te duchten van de Galliërs, die Rome met enige regelmaat vanuit het noorden belaagden. In 390 v.Chr. zou een plunderende bende Galliërs er zelfs zo tekeer zijn gegaan, dat de stad helemaal opnieuw moest worden opgebouwd.

Veldslag

Een doorslaggevend militair treffen voltrok zich in 295 v.Chr. ter hoogte van de stad Sentinum in de regio Ancona. Daar zegevierden de Romeinen over een militair bondgenootschap van Samnieten, Etrusken, Umbriërs en Kelten. Het was de grootste en bloedigste veldslag die tot dan toe in Italië was geleverd. Rome beweerde dat er aan de kant van de vijand honderdduizend soldaten waren gesneuveld. Uiteindelijk werden de Samnieten in 290 v.Chr. op de knieën gedwongen, waardoor Rome de belangrijkste machtsfactor van Italië werd.

Punische oorlogen

Daarmee was de strijd nog niet gestreden. Vanaf 270 v.Chr. werden de Romeinen geconfronteerd met het machtige Carthago, een door de Feniciërs gestichte handelsstad in Noord-Afrika (Tunesië). De Carthagers voerden de ene oorlog na de andere om hun territorium uit te breiden. Zo kwam het ook tot een botsing met Rome en braken de Punische oorlogen uit (Punisch is afgeleid van de Latijnse benaming die de Romeinen gaven aan Feniciërs en Carthagers: Puni of Poeni).

Hannibal

De Eerste Punische Oorlog (264-241 v.Chr.) voltrok zich op Sicilië, waar de Romeinen de Carthagers na talrijke veld- en zeeslagen wisten te verslaan. In de Tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr.) maakten de Romeinen kennis met de Carthaagse bevelhebber Hannibal. Hij trok met een leger van vijftigduizend Spaanse en Noord-Afrikaanse infanteristen, negenduizend ruiters en een aantal krijgsolifanten via de Pyreneeën en de Alpen naar Italië. De moordende tocht eiste haar tol: de meeste olifanten bezweken onderweg en van de krijgsmacht bleef slechts de helft over. Toch wist de briljante strateeg Hannibal in 218 v.Chr. Noord-Italië binnen te trekken en de Romeinen diverse nederlagen toe te brengen.

Twee fronten

Rome voelde zich in het nauw gedreven, maar herpakte zich. Terwijl de Romeinen Hannibal in Italië achtervolgden zonder op een veldslag aan te sturen, openden ze in Spanje de aanval op de Carthagers. Die strategie op twee fronten sorteerde effect. In 204 v.Chr. hadden de Romeinse legers heel Carthaags Spanje ingenomen en waren ze overgestoken naar Noord-Afrika, waar ze de teruggekeerde Hannibal in 202 v.Chr. wisten te verslaan. In 201 v.Chr. dwongen ze de Carthagers tot een vernederend vredesbestand. Daarmee was de Romeinse heerschappij in het westelijke Middellandse Zeegebied gevestigd.

Carthago verwoest

In 149 v.Chr. verklaarden de Romeinen Carthago opnieuw de oorlog, omdat het in hun ogen de vredesvoorwaarden had geschonden. De derde Punische oorlog resulteerde in een totale verwoesting van de Noord-Afrikaanse stad in 146 v.Chr. Tienduizenden Carthaagse burgers en militairen kwamen om het leven of werden tot slaaf gemaakt en verkocht. De Romeinen veranderden Carthago in een ruïne.

Expansiedrift

De expansiedrift van Rome raakte ook landen ten oosten van de Italiaanse laars. Zo brachten de Romeinen in 148 v.Chr. het opstandige Macedonië onder hun heerschappij en braken ze twee jaar later het laatste verzet van Griekenland, waarbij Korinthe werd verwoest. Beide gebieden werden onderdeel van een Romeinse provincie. In de jaren daarvóór waren de Romeinen militair actief in Klein-Azië (een groot deel van Turkije, Iran, Syrië en landen daaromheen). In 190 v.Chr. namen ze het rijk van de Seleuciden (Syrië) in, in 133 v.Chr. kregen ze de regionale grootmacht Pergamon (westelijk Turkije) in handen, en later ook het koninkrijk Bithynië (noordelijk Klein-Azië), Armenië en Judea. Zo ontstonden er steeds meer vazalstaten in Klein-Azië onder de heerschappij van Rome.

West-Europa

Ook in westelijk Europa werden de grenzen van het Romeinse rijk opgerekt. Omstreeks het midden van de 1ste eeuw v.Chr. trokken de legioenen van de Romeinse veldheer Julius Caesar (100-44 v.Chr.) in hoog tempo vanuit het zuiden door het stroomgebied van de Moezel, Maas, Rijn en Schelde naar het noorden. Ondanks felle tegenstand van de Galliërs werden Frankrijk, een deel van Duitsland en de Lage Landen aan het gezag van Rome onderworpen. De Rijn werd de noordgrens (limes) van het Romeinse rijk, waaraan veel later Groot-Brittannië werd toegevoegd.

Cleopatra

Enkele eeuwen eerder was ook Egypte ten prooi gevallen aan de machtshonger van het Romeinse rijk. In 168 v.Chr. kwam het land onder de voogdij van Rome te staan en werd het ruim een eeuw later meegesleept in de burgeroorlogen die toen werden gevoerd tussen de rivaliserende Romeinse generaals Pompeius (106-48 v.Chr.) en Julius Caesar. De eerste vluchtte naar Egypte, waar hij werd vermoord. In hetzelfde jaar zette Caesar, inmiddels door de senaat erkend als dictator, voet aan land in Egypte. Cleopatra, zus en echtgenote van de Egyptische koning, verleidde hem om haar kant te kiezen in de echtelijke troonstrijd die toen gaande was. Ze kregen samen een zoon. Caesar vertrok en Cleopatra werd koningin.

Marcus Antonius en Augustus

Dat veranderde na de komst van Caesars veldheer Marcus Antonius (83-30 v.Chr.) in Egypte. Cleopatra wist ook hem voor zich te winnen. Samen streefden ze naar een gemengd Romeins-Egyptisch rijk met Alexandrië als middelpunt. In 31 v.Chr. spatte hun droom uiteen toen ze bij een zeeslag werden verslagen door Gaius Octavianus, achterneef, adoptiefzoon en erfgenaam van Caesar. Hun militaire vloot ging daarbij ten onder. Het echtpaar vluchtte naar Alexandrië. In 30 v.Chr. pleegden ze zelfmoord en kwam het land in bezit van Octavianus. Hij werd de eerste Romeinse keizer en alleenheerser over het hele Middellandse Zeegebied. In 27 v.Chr. gaf de senaat hem een nieuwe, goddelijke naam: Augustus (‘de verhevene’).

Vrede en stabiliteit

Aan de monarchie van Augustus was een bestuurlijk driemanschap (triumviraat) voorafgegaan, waar Octavianus samen met de eerdergenoemde Marcus Antonius en Marcus Lepidus (89-13 of 12 v.Chr.) deel van uitmaakte. Zij hadden als consul samen met de senaat de macht in handen. Uiteindelijk raakte Octavianus verwikkeld in een machtsstrijd met zijn twee bestuurlijke kompanen. Marcus Lepidus blies de aftocht en Marcus Antonius werd, zoals we eerder zagen, bij een militair treffen verslagen. Daarop trok Octavianus de macht naar zich toe, waarbij hij als princeps (‘eerste burger’) omzichtig moest handelen vanwege de republikeinse gevoeligheden in de machtige senaat. Tijdens zijn langdurige bewind (27 v.Chr.-14 na Chr.) voerde hij een streng beleid dat positief uitpakte voor het rijk. Onder de paraplu van de Pax Romana bracht hij de Romeinen vrede, zekerheid, stabiliteit en welstand. Twee eeuwen lang zouden er geen oorlogen meer worden gevoerd, terwijl de handel floreerde en het rijk op een degelijke manier werd bestuurd.

Burgroorlog

Na het bewind van Augustus liep de grote expansie van het Romeinse rijk geleidelijk ten einde. Als laatste werden Engeland en Wales ingelijfd door keizer Claudius (10 v.Chr.-54 na Chr.). Trajanus (53-117 na Chr.) deed hetzelfde met Dacië (Roemenië). In 68/69 na Chr. brak er in Rome een burgeroorlog uit. Legercommandanten eisten het keizerschap voor zich op nadat keizer Nero (37-68 na Chr.) zich door een soldaat had laten doden omdat hij geen uitweg meer zag in de heilloze toestand waarin hij zijn keizerschap had gebracht. Ongeveer tezelfdertijd hadden de Romeinen te kampen met opstanden in een aantal vazalstaten, die met veel moeite konden worden onderdrukt.

Voor- en tegenspoed

Sommige keizers, zoals Nero en Galigula (12-41 na Chr.), verloren zich in grootheidswaanzin en extravagant gedrag. Andere heersers, zoals Vespasianus (9-79 na Chr.), Titus (39-81 na Chr.) en Domitianus (51-96 na Chr.), wisten de relatieve vredestoestand in het Romeinse rijk in stand te houden. Maar in de eeuwen daarna begon de Pax Romana aan glans te verliezen. In 91 na Chr. kwamen de Italische volken in opstand tegen Rome nadat de senaat een voorstel had afgewezen om de Italiërs het burgerrecht te geven. Het werd een bloedige, driejarige strijd die bekend zou komen te staan als de Bondgenotenoorlog. Daarbij vormden Etrusken, Umbriërs en Samnieten samen een staat, inclusief senaat, die ze Italia noemden. Uiteindelijk zwichtte Rome voor de opstandelingen en werd hen het burgerrecht alsnog verleend.

Chaos

Omstreeks 160 na Chr. was de bloeitijd van het Romeinse rijk voorbij. Er brak een periode aan van onrust en vijandelijke invallen bij de grenzen in het oosten en noorden van het rijk. In eigen land was sprake van chaos en anarchie. Een aantal keizers werd vermoord en opgevolgd door zogenoemde soldatenkeizers, afkomstig uit het leger, van wie de meesten al na korte tijd om het leven werden gebracht.
Door een toenemende belastingdruk, inflatie en verarming stortte de economie in. Banditisme stak de kop op. Daarnaast werd de bevolking geteisterd door talrijke epidemieën. Grote delen van het rijk scheidden zich af, zoals Gallië, Brittannië, Germanië en Spanje. Dat bood een aantal volken, zoals de Goten en de Franken, gelegenheid zonder al te veel moeite de nagenoeg onverdedigde grenzen over te trekken.

Dwangstaat

In 284 leek het tij te keren toen keizer Diocletianus (244-311) de macht in handen kreeg. Hij liet zich gelden als een vorst met totalitaire trekken en een goddelijk gezag. Zijn beleid was gericht op meer soldaten, meer bureaucratie en hogere belastingen. De maatschappij raakte streng gereglementeerd en veranderde in een ‘dwangstaat’. Het bleek de voorbode van nog meer narigheid. Van alle kanten, vooral vanuit het westen, nam de druk van vijandelijke volken op het Romeinse rijk toe. In combinatie met de grote interne maatschappelijke en bestuurlijke problemen veroorzaakte dit een crisis die Rome niet meer te boven zou komen. In 410 werd de stad ten val gebracht door plunderende Visigoten. Elders had het rijk te kampen met brute invallen van Vandalen, Alanen, Sueven, Bourgondiërs, Franken, Saksen, Jutten en Angelen.

Germanen

Omstreeks het midden van de 5de eeuw werd het westelijk deel van het Romeinse rijk overheerst door Germaanse vorstendommen. In 476 riep de huurling Odoaker zichzelf uit tot koning van de Germanen in Italië. Daarmee was het pleit voor het West-Romeinse rijk beslecht en kwam er een einde aan de politieke eenheid van wat ooit een ongekende grootmacht was geweest. De Germaanse koninkrijken erkenden de nog in functie zijnde keizer in het Oosten en beschouwden zichzelf als een voortzetting van het Romeinse rijk. In het leven van alledag leidde dit niet tot grote veranderingen. De overgang naar een nieuwe tijd – de middeleeuwen – was al eerder begonnen.

Een blik in de Romeinse beeldenzaal