Thema 16: het graf van Horemheb

In maart 1975 publiceerde NRC Handelsblad een artikel van dr. Hans D. Schneider, toenmalig conservator van de afdeling Egypte van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO), over een spectaculaire vondst in Sakkara, zo’n dertig kilometer ten zuiden van Caïro. Zijn opgravingsteam werkte daarbij samen met de Londense Egypt Exploration Society. Onder de voeten van de archeologen bleek het meer dan drieduizend jaar oude Memphitische graf van generaal en farao Horemheb te liggen, de opvolger van de kinderloze Toetanchamon. Hun ontdekking op 14 januari 1975 was een mijlpaal in de onderzoeksgeschiedenis van het RMO. Het pièce de résistance van de bijbehorende grafreliëfs, een afbeelding van de huldiging van generaal Horemheb door Toetanchamon, was al sinds 1826 in het RMO te zien. Horemheb is overigens nooit in Sakkara begraven. Als farao liet hij in 1335 v. Chr. een nieuw graf bouwen in een rotswand van de Vallei der Koningen bij Thebe, zo’n zevenhonderd kilometer zuidelijk van Caïro.

Hieronder volgt een groot deel van Schneiders tekst, waarin hij een tussenbalans opmaakt van zijn onderzoek.

– door Hans D. Schneider

“De morgen van de 14de januari begint als iedere andere werkdag: tachtig Egyptische werklui zitten op de ijskoude heuvels rondom de opgraving en wachten op het fluitsignaal van hun chef, de reis, om het werk te beginnen. Om half zeven, nog ruim voor zonsopgang, is het zover. De geschoolde voorgravers stellen zich met hun houwelen op in een lange rij en vullen de manden van de dragers, die hun last dertig meter verder in de ijzeren spoorwagentjes storten waarmee het zand naar de dump wordt gerold. Na een week graven zijn de vondsten nog niet spectaculair, maar er is voldoende zichtbaar om de omtrekken van een grote rechthoek te onderscheiden, de uit grijze kleistenen opgetrokken muren van een enorm graf uit het Nieuwe Rijk (1300 v. Chr.).

Ontdekking op de achtste dag

Het is de achtste dag van een campagne die drie maanden zal gaan duren. Om negen uur vertrekt de eerste ploeg van de Engels-Nederlandse staf naar het kamp om te ontbijten en wordt afgelost door de tweede. De arbeiders ontbijten, brood met scherpe uien en tomaat. Om half tien begroet ik de reis, geef hem enkele instructies in mijn beste Arabisch en doe mijn eerste ronde langs de voorgravers. Aan mijn voeten wordt een vondst gedaan. Een steen met rond bovenvlak, ongeveer negentig centimeter in doorsnede, wordt blootgelegd en blijkt van een lotusvormige zuil te zijn, een type dat tijdens het Nieuwe Rijk en vogue is in tempels en graven. Op een in reliëf uitgespaard paneel verschijnen hiërogliefen, ondiep uitgesneden in de brosse kalksteen, en eronder komt de knielende figuur van een man tevoorschijn. Ik lees: ‘Horemheb, Horus-is-in-feeststemming’. Onmiddellijk combineer ik de naam met die van de beroemde generaal die tijdens de regering van Achnaton en Toetanchamon de Egyptische politiek bepaalde en wiens graf in de jaren twintig van de vorige eeuw in dit gebied is ontdekt en waarvan het Leidse museum de belangrijkste reliëfs bezit.

De grote generaal

Het kan niet waar zijn, het lang gezochte en door velen al opgegeven graf van de latere farao Horemheb. De titels moeten de oplossing geven. De steen is te slecht om bij deze stand van de zon de titels van de man te ontcijferen. ’s Middags liggen we om de beurt in het zand voor de inscriptie en lezen nu duidelijk: ‘de ware koningsschrijver, zijn beminde, de grote generaal’. We besluiten te wachten op een tweede bewijsstuk alvorens de vondst bekend te maken.

Groots tafereel

Een week later is de ingangspartij bereikt van de middelste van drie kapellen die het graf aan de westzijde begrenzen. Deze vestibule is bekleed met grote kalkstenen platen waarop een groots tafereel in reliëf is uitgehouwen. Horemheb in vol ornaat gezeten voor een tafel met spijs en drank. Een offerpriester brandt wierook en spreekt de zogenoemde mondopeningsspreuk uit, waardoor de dode in het hiernamaals weer de beschikking over zijn lichaam krijgt. Een gebruikelijke scène in graven, maar uitgevoerd in een uitzonderlijk mooie stijl en gedeeltelijk nog bedekt met de originele kleuren. Egyptische kunst van het hoogste niveau, niet het overdreven realisme van de Amarnakunst van Achnaton, niet de grofheid en het automatisme van de ateliers van Ramses de Tweede, maar het gevoelige naturalisme dat kenmerkend is voor het tijdvak van Toetanchamon en Horemheb.

Muurtje

De uitgraving van dit reliëf brengt een verrassing. Een muurtje van kleistenen is zorgvuldig voor de figuren en hiërogliefen gebouwd, een methode die moderne archeologen nog steeds hanteren om reliëfs en fresco’s voor de duur van de graafwerkzaamheden te behoeden voor beschadiging. Er is maar één conclusie mogelijk, dit reliëf, een museumcollectie waardig, is al eerder ontdekt, voorlopig beschermd maar om welke reden ook nooit opgehaald.

Herontdekking

Dat wij niet de eerste onderzoekers van het graf zijn is een gegeven dat ons steeds voor ogen staat. Ruim honderdvijftig jaar geleden werden de reliëfs verwijderd die thans in Egyptische en buitenlandse collecties te zien zijn: grote kalkstenen platen met wereldse en religieuze taferelen, waarin het leven van de grote generaal en zijn verblijf in het paradijs tot in het fijnste reliëf zijn vastgelegd. Het grootste en fraaiste tableau, drieënhalve meter lang en twee meter hoog, werd in 1826 door koning Willem I aangekocht voor het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. De rest van de fragmenten bevindt zich in Caïro, New York en een aantal Europese collecties. Het graf zelf is vergeten omdat niemand zich de moeite gaf om de ligging ervan en de plaatsing van de reliëfs erin op een kaart op plattegrond vast te leggen. Het ging toen alleen om de kunstschatten zelf.

Deurposten

Rond 1870 is die houding blijkbaar nog niet veel anders. In die tijd namelijk moet de grote Franse egyptoloog Auguste Mariette in het graf zijn geweest. In een publicatie van monumenten uit Sakkara beeldt hij twee deurposten uit het graf af zonder te vermelden waar hij die heeft gezien. Na een week zand ruimen zijn deze montants de porte van Mariette gelokaliseerd; zij vormen de deurposten aan de binnenzijde van de middelste kapel en zijn beschreven met vier kolommen prachtige hiërogliefen, en op ieder prijkt een beeltenis van de grote generaal.

Heilige cobra

De linker deurpost vertoont een belangrijk detail. Aan het voorhoofd van de generaal is de uraeus of heilige cobra aangebracht, het heilige attribuut dat alleen de farao gerechtigd was te dragen. De uraeus komt ook op de beide reliëfs voor en het is opvallend dat hij in een andere stijl is gebeeldhouwd dan de rest van de reliëfs. Op grond van het Leidse materiaal stelde de Amerikaan James H. Breasted in 1900 al vast dat de uraeus een later toevoegsel moet zijn: zodra Horemheb koning was geworden heeft hij in het graf dat hij als particulier had laten bouwen, de uraeus laten aanbrengen om zo zijn aanspraken op de troon te visualiseren.

Horemhebs afkomst

Over Horemhebs afkomst is niets bekend, maar hij was in geen geval van koninklijken bloede. Nog nergens in het graf zijn de namen van zijn ouders gevonden, zoals wel gebruikelijk is. Men krijgt de indruk dat hij iedere herinnering aan zijn gewone afkomst opzettelijk heeft weggelaten. Opgeklommen onder Achnaton tot generaal en onder diens opvolgers Toetanchamon en Ay gestegen in een positie die hem het recht gaf om zich ‘regent van Zijne Majesteit’ te noemen en hem de middelen verschafte om een kapitaal graf als dit te laten bouwen, was Horemeheb, de homo novus, in feite de enige man die in aanmerking kwam om de kinderloze Toetanchamon op te volgen. Zijn huwelijk met prinses Moetnodjemet, een zuster van Nefertiti, bracht hem de nodige status, maar was vermoedelijk niet voldoende om zijn gewone komaf te elimineren.

Cultus

De opgraving van het graf in Sakkara is voorlopig nog niet voltooid, maar er is, dankzij de inscripties en afbeeldingen die tot op heden zijn gevonden, voldoende informatie beschikbaar over de redenen waarom Horemheb zijn eerste graf niet zomaar heeft opgegeven, redenen die te maken hebben met de legitimiteit van zijn koningschap. De generalissimo, die zich als gevierd redder des vaderlands op de reliëfs in de publiekelijk toegankelijke voorhof van zijn graf laat huldigen door zijn zwakke voorganger en zichzelf de koninklijke investituur aanmeet door manipulaties met de uraeus, liet opzettelijk zijn graf intact om er een cultusplaats van te maken, waar de cultus van de grote generaal die farao werd, in stand gehouden moest worden. De afbeeldingen en de naam van de priester die deze riten leidde, zijn her en der in het graf ontdekt en dat het Horemheb ernst was blijkt wel uit de naam die deze priester aan zijn eigen zoon gaf: ‘Horemheb-de-god’. Hoe lang het graf als zodanig heeft gefunctioneerd, is niet bekend, maar het staat in ieder geval vast dat het gebouw zélf in de Griekse tijd nog gaaf genoeg was om het opnieuw te gebruiken als begraafplaats. In de zijkapellen trof de expeditie een aantal begravingen aan met bijgaven van aardewerk en amuletten uit de tijd van de Ptolemaeische farao’s.

Overvloed aan materiaal

Na ruim twee maanden onafgebroken graven zijn thans (medio maart) de arbeiders naar huis gestuurd. De opgraving van Horemhebs graf is nog lang niet ten einde, maar eerder nog in een beginfase. De overvloed aan materiaal uit deze eerste campagne moet nu eerst geordend en gedocumenteerd worden. Het poortgebouw, de indrukwekkende voorhof met vierentwintig zuilen die gedeeltelijk nog overeind staan, de reliëffragmenten op de muren met inscripties en scènes, de talrijke teksten en voorstellingen op de losse blokken uit de zandvulling van de hof vereisen maanden van studie.

Nieuwe bronnen

Hier liggen de bronnen voor een nieuw hoofdstuk uit de geschiedenis van de Egyptische cultuur, informatie niet alleen over de architectuur van het Nieuwe Rijk, over godsdienst en politiek, maar ook over het leven van alledag in een tijdvak dat op het breukvlak van twee perioden ligt, de Amarnatijd van Achnaton en de Eeuw van Ramses de Tweede. Er is meer: de stenen gebruikt voor de vulling van het poortgebouw, zijn bedekt met reliëfs uit een veel oudere periode; zij zijn door Horemhebs architect gesloopt uit een vlakbij gelegen graf uit het Oude Rijk, en de scènes die erop voorkomen geven flitsen te zien uit het leven van een belangrijk man uit de 5de Dynastie, een soort van hereboer in een arcadisch aandoend landschap, ruim duizend jaar vóór Horemheb.

Bakschisch

De ontdekking van Horemhebs graf is wat men in Egypte een vette bakschisch zou noemen, een extra fooi, maar met dit verschil dat er niet op gerekend is. Het doel van de Engels-Nederlandse expeditie was en is nog steeds een ander. Het gaat erom de juiste ligging vast te stellen van een vijftal graven van tijdgenoten van Horemheb. Deze graven zijn in de negentiende eeuw provisorisch uitgegraven door de Duitse geleerde Richard Lepsius, maar zijn sedertdien uit het oog verloren. Een grote hoeveelheid voorwerpen uit deze monumenten is in het Rijksmuseum van Oudheden. Met behulp van de kaart die Lepsius van het terrein maakte tijdens een kort verblijf in 1842, is gepoogd de ligging van het belangrijkste graf vast te stellen, dat van Maya, de rechterhand en vriend van Horemheb. Op de plaats die het moderne kompas op basis van Lepsius’ metingen aanwees, bevindt zich echter niet het graf van de knecht, maar dat van de meester zelf.”