Universiteiten doen onderzoek en musea maken tentoonstellingen
Waarom is het zo moeilijk voor musea en universiteiten om op wetenschappelijk gebied evenwichtig samen te werken? Gedeeltelijk komt dat door het imago van musea als valorisatieplekken en universiteiten als instituten waar de kloeke koppen leren. Goed wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd door universitaire medewerkers en pakkende tentoonstellingen gemaakt door conservatoren. NWO denkt bijvoorbeeld in deze traditionele rolverdeling – alhoewel ze steeds vaker kruisbestuiving accepteren. Maar ook individuele onderzoekers in beide instellingen blijken moeite te hebben om zich van vastgeroeste denkpatronen te bevrijden. Ietwat gechargeerd verwoord, kom ik de volgende spanningsvelden regelmatig tegen.
Faciliterend
Volgens universitaire onderzoekers zijn conservatoren empirisch in hun werk – wat vaak objectgericht wordt genoemd – en publiceren slechts brede thema’s zonder veel diepgang. Universitaire onderzoekers categoriseren het werk in musea vaak als faciliterend in plaats van als wetenschappelijk onderzoek. Ondanks de grote aantallen museumbezoekers die archeologische tentoonstellingen trekken en de invloed hiervan op de verspreiding van kennis, onderkennen universitaire onderzoekers vaak niet de waarde en impact van het onderzoek dat hieraan vooraf ging.
Ongenuanceerde meningen
Volgens conservatoren hebben universitaire onderzoekers moeite met het halen van deadlines, zijn beperkt in teamwerk en bang om ongenuanceerde meningen weer te geven die gelezen worden door duizenden museumbezoekers. Musea zijn daarom huiverig om universitaire onderzoekers te vragen om mee te werken aan museale projecten. Door alle wetenschappelijke nuances zouden de teksten te lang worden en het publiek wegjagen.
Voorwerp of context
Een ander spanningsveld is de vraag wat op de voorgrond moet staan: het voorwerp of de context. Universitaire onderzoekers beargumenteren dat een object zonder context geen wetenschappelijke waarde heeft en ze hebben een uitgesproken mening over de kunsthandel. Conservatoren waarderen juist het voorwerp meer en zien de context als slechts één van de informatiebronnen. Volgens hen kan een voorwerp met een beperkte herkomstgeschiedenis nog steeds wetenschappelijk waardevol zijn.
Verschil in ruimte
Raar eigenlijk, deze ideeën. Zowel gepromoveerde conservatoren als universitaire onderzoekers zijn wetenschappers, die een waardevolle rol spelen bij het genereren en verspreiden van kennis. Ze hebben dezelfde opleidingen gedaan, kennen elkaar vaak heel goed, doen continu theoretisch en praktisch onderzoek, verhalen de resultaten op congressen en publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. Slechts de ruimte waar ze deze taken uitvoeren verschilt.
Iedereen wint
Bovenstaand heb ik bewust provocerend en ongenuanceerd neergeschreven. Misschien herkent u zich niet in dit verhaal. Dat kan. Er gebeurt heel veel tussen musea en universiteiten, ook op wetenschappelijk gebied. Echter, steeds opnieuw word ik geconfronteerd met bovenstaande vooroordelen, zowel in de museale sector als bij universiteiten. Laten we afstappen van deze rolverdeling en openstaan voor elkaars kennis en kunnen. Laten we onze krachten bundelen, zowel op individueel als institutioneel niveau. Als het wetenschappelijke personeel in Nederland structureel gaat samenwerken, wint iedereen, ook het publiek.
De tentoonstelling Nineveh in het RMO: een voorbeeld hoe kan worden samengewerkt. Verschillende universiteiten hebben samen met de conservatoren wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd dat zichtbaar was in de tentoonstelling. Ook het team van conservatoren was een samenwerking: Lucas Petit (RMO) en Davide Morandi Bonacossi (universiteit Udine).
Reacties