Wat is belangrijker: een voorwerp of de context?

Meer dan een jaar geleden beschreef ik in een blog ietwat provocerend de wetenschappelijke spanningen tussen universitaire onderzoekers en conservatoren. Eén van de spanningsvelden was de vraag wat belangrijker is: het voorwerp of de context. Ik meldde dat universitaire onderzoekers (inclusief herkomstonderzoekers) beargumenteren dat een object zonder context geen wetenschappelijke waarde heeft, en conservatoren juist het voorwerp waarderen en de context als slechts één van de informatiebronnen zien. Spreken over ‘het voorwerp’ is legitiem, omdat het (meestal) een aanwijsbaar en vaststaand ding is. Maar bestaat er wel zo iets als ‘de context’?

Context-onderzoek is destructief

Archeologisch context-onderzoek – in deze blog gemakshalve gelijkgesteld met een opgraving – beweegt zich op het randje van wat wij goed en betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek zouden noemen. Oei, nu zie ik de wenkbrauwen van een aantal collega’s omhoog schieten. In de wetenschap is het belangrijk dat een onderzoek kan worden herhaald, zodat de betrouwbaarheid van de resultaten door controles wordt verhoogd. Archeologisch context-onderzoek is echter bijna nooit repliceerbaar. Je graaft als archeoloog namelijk alles weg (maar doet er natuurlijk alles aan om dit zo correct mogelijk te doen en zo veel mogelijk te documenteren). De opgraving kan echter niet nog een keer worden uitgevoerd. Een onafhankelijke onderzoeker moet het dus doen met de gegevens die zijn verzameld tijdens destructieve opgravingscampagnes.

Context-onderzoek is subjectief

De veldwerkarcheoloog moet het context-onderzoek in één keer goed doen. Maar wat is goed? Iedere onderzoeker neemt per dag honderd of meer keer een beslissing om iets wel of niet te doen, om iets te bewaren of weg te gooien (of graven), of om iets wel of niet te documenteren. Iedere archeoloog wordt beïnvloed door zijn/haar omgeving, het weer, zijn/haar opleiding, kennis en zijn/haar passie. En dan hebben we het nog niet eens over zaken die wij, archeologen, niet herkennen of niet kunnen herkennen, of over het feit dat slechts een heel klein stukje van het verleden de tand des tijds heeft overleefd. Je ligt als opgraver hoe dan ook op achterstand: een onvolledige context en heel veel persoonlijke beslissingen. Als zestig personen het zelfde voorwerp zouden kunnen opgraven krijg je zestig verschillende contextverhalen. Deze subjectiviteit is al vaker vastgesteld (o.a. tijdens de opgravingen op Çatalhöyük), maar ondanks veel pogingen om objectiever te worden is de conclusie dat dit (nog) niet valt te vermijden.

Context-onderzoek is buigzaam

Extra problematisch is dat ons subsidiestelsel binnen de niet-commerciële archeologie gericht is op resultaten. Subsidieverstrekkers eisen terecht dat het onderzoek een doel heeft, maatschappelijk relevant is en uiteraard correct wordt uitgevoerd. En hier wringt de schoen. Archeologen doen destructief onderzoek, documenteren en interpreteren dat wat ze hebben gezien of herkend, en ontvangen financiële steun als het resultaat van het destructieve onderzoek waardevol is. Dit is vragen om moeilijkheden. Er zijn tal van (helaas blijvende) voorbeelden uit het verleden die laten zien dat de interpretatieruimte automatisch ge- en misbruikt wordt voor financiële, persoonlijke, politieke of religieuze motieven of gewoon om meer draagvlak te creëren voor vervolgonderzoek. Denk bijvoorbeeld aan de bibliotheek van Ashurbanipal, de tempel van Salomon of de schat van Troje. Het bewust of onbewust aanpassen van de resultaten of het overdrijven van het belang van een vondst zorgt voor aandacht, bekendheid, acceptatie en ….. geld.

Verschillende contexten

De conclusie is dat ‘de context’ van een voorwerp niet bestaat. Het is de context die een bepaald opgravingsteam denkt te hebben aangetroffen of wil aantreffen. Een ander team had een andere context gevonden. Natuurlijk met veel overeenkomst, maar zo goed als zeker met essentiële verschillen. De gepubliceerde context wordt echter gecommuniceerd als een vaststaand feit en weegt enorm zwaar in wetenschappelijke en maatschappelijke discussies. Denk maar aan de argumentatie om (terecht) te strijden tegen illegale handel: een voorwerp dat illegaal is opgegraven bezit geen historische waarde en is gereduceerd tot slechts een kunstvoorwerp.

Het voorwerp is de enige objectieve bron

We kunnen slechts concluderen dat de enige objectieve bron uit een opgraving (nog) het voorwerp zelf is. Zonder invasieve methodes, kan zo’n voorwerp ontelbaar keer onderzocht worden, ook over een paar jaar met andere, nog betere methodes. Het is daarom niet verwonderlijk dat archeologen de voorkeur te geven om gebruikssporen op vuurstenen mesje te onderzoeken, boven het (her)interpreteren van een jager-verzamelaars kamp. Maar het onderzoek naar de context en een voorwerp is toch complementair, hoor ik iemand zeggen? Ja, dat kan het zeker zijn. Maar alleen als archeologen de context niet presenteren als een historisch feit of de basis waarop het voorwerp moet staan om wetenschappelijk waardevol te zijn.

Meer context-onderzoek

Terug naar de vraag wat belangrijker is: een voorwerp of de context? Het lijkt nu alsof ik een lans breek voor meer object- (en collectie-) gerelateerd onderzoek en minder context-onderzoek. Nee, integendeel. Ik breek juist een lans voor meer context-onderzoek. Opgravingen zijn broodnodig om het verleden en het voorwerp beter te begrijpen. Maar het wetenschappelijke veld moet eerlijk zijn in het feit dat contextonderzoek destructief, subjectief en buigzaam is. Wij, archeologen, moeten erkennen dat het context-onderzoek wetenschappelijker moet worden. Laat NWO meer context-onderzoek financieren, stel niet het resultaat maar de context weer centraal in het wetenschappelijk onderzoek, en presenteer niet alleen topstukken in een blockbuster-tentoonstelling. Want ik ben ervan overtuigd dat een voorwerp met een context wetenschappelijk gezien altijd waardevoller is dan een voorwerp dat niet is opgegraven.

Maar deze stelling is nu nog niet te bewijzen.

Opgraving Tell Damiyah

Tijdens de opgraving op Tell Damiyah in Jordanië werden verschillende terracotta beeldjes gevonden in een straatafzetting. Is het gebouw ten noorden van de straat dan een heiligdom?

Lucas Petit

Lucas Petit (1973) studeerde archeologie aan de Universiteit Leiden en promoveerde in Duitsland. In 2010 volgde hij Peter Akkermans op als conservator van de collectie oude Nabije Oosten van het Rijksmuseum van Oudheden. Samen met Jordaanse archeoloog Zeidan Kafafi leidt hij sindsdien de Tell Damiyah-opgravingen in de Jordaanvallei. Sinds midden november 2019 is Lucas Petit het hoofd van de afdeling collecties en onderzoek en lid van het managementteam.
Lees meer van deze auteur

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het Google privacybeleid en servicevoorwaarden zijn van toepassing.

Reacties

Hetty Laverman Berbee
27 aug 2023
Interessant en relevant artikel! De context van een gevonden archeologisch voorwerp presenteren als vaststaand feit is een verarming van het vinden van meer informatie over die context. Veel, misschien wel alle context beschrijvingen zijn te zien als science fiction-verhalen. Ilja Pfeiffer (schrijver) noemde archeologie eens 'de science-fiction van het verleden'. Eigenlijk gaat het steeds op het formuleren van hypotheses, die uitdagen deze weer te weerleggen met nieuwe hypotheses. Dat is pas interessant, prikkelend, en uitdagend, en een bredere betrokkenheid genereren van andere wetenschappers, niet-archeologen, hobbyisten en gewoon mensen.


Beantwoorden