Priester van Melos

In 1825 kocht kolonel B.E.A. Rottiers, een prominent verzamelaar en toeleverancier van het Rijksmuseum van Oudheden, een prachtige portretkop op het eilandje Milos (Melos) in de Egeïsche Zee. De kolonel interpreteerde de kop met het karakteristieke gelaat als een portret van keizer Nerva (96-98 na Chr.). Later zag de eerste directeur van het museum, Caspar Reuvens, er een afbeelding in van keizer Maximinus (235-238). Inmiddels staat het vast dat de kop heeft toebehoord aan een standbeeld van een priester, een erefunctie van een hoge stedelijke magistraat of weldoener.

Medaillon

Dat het een priesterkop is kan worden verklaard aan de hand van het medaillon dat is verwerkt in de lauwerkrans om het hoofd. De bovenste helft van dit medaillon is verloren gegaan, maar er zijn nog wel de resten te zien van een frontaal uitgebeelde vrouwelijke figuur in een chiton met mouwen en met een ronde schijf als sieraad om haar hals. In haar linkerhand houdt zij een attribuut dat lijkt op een bundel korenaren. Aan de hand daarvan zijn twee interpretaties mogelijk: zij is de godin Demeter van de landbouw of Kybele, moeder van de goden.

Omstreden datering

De datering van de kop is nog steeds omstreden. Stilistisch vertoont het portret de meeste verwantschap met portretten uit de regeringsperiode van keizer Augustus (27 v. Chr.-14 na Chr.). Dat geldt voor de zachte, bijna oppervlakkige bewerking van het marmer, de serene gelaatsuitdrukking en vooral de regelmatige lokken op het voorhoofd. Als de datering in de augusteïsche tijd klopt, lijkt de kop het meest waarschijnlijk op die van een Kybele-priester. Ten tijde van Augustus kreeg de verering van de godin Kybele namelijk een nieuwe impuls en werd zij geassocieerd met de oorsprong van de keizerlijke familie.

Venusbeeld

De eerdergenoemde kolonel Rottiers hoorde overigens na zijn aankoop van de priesterkop dat er in de buurt van de vindplaats een prachtig Venusbeeld was opgegraven, de beroemde Venus van Milo, nu een van de topstukken van het Louvre. De kolonel kocht het terrein waar de Venus was gevonden en begon in 1825 met opgravingen in de hoop nog meer sculpturen aan te treffen. Die hoop bleek ijdel. Hij vond enkele muurresten, een mozaïekvloer en een rond, marmeren altaar. Hij liet er tekeningen van maken en liet de gevonden stukken vanuit Smyrna (Izmir) verschepen naar het Rijksmuseum van Oudheden.

1. De voorwerpen | Relevante voorwerpen