Kolenbekken met tang en pook

In Etruskische graven worden soms grote versierde kolenbekkens van aardewerk gevonden die gebruikt zijn voor een dodenmaal. Uit de resten van serviesgoed en etenswaren die in deze graven zijn aangetroffen, kan worden afgeleid dat het gebruikelijk was om zo’n maaltijd te nuttigen bij een begrafenis.

Dodenmaal

Voor het dodenmaal werd ook vlees geroosterd. Dat kan worden opgemaakt uit de vondst van houtskool, spiesjes en poken en tangen om de kolen gloeiend te houden. De kolen werden verhit in ronde komforen van ruwe klei, die vaak waren versierd met behulp van een rolstempel. Het productiecentrum van deze kolenbekkens was waarschijnlijk Cerveteri. De hier afgebeelde pook en tang zijn in de negentiende eeuw gevonden in graven bij de Etruskische stad Vulci.

Afbeeldingen op het kolenbekken

Het grote kolenbekken is voorzien van twee reliëfs van fijne kwaliteit, die in de nog natte klei met een rolzegeltje zijn aangebracht. Op de rand en langs de binnenkant van het bekken is hetzelfde zegel gebruikt. We zien achtereenvolgens een rennend mannetje, een hert, een panter, een sfinx met opgekrulde rugvleugel en een leeuw. Na de leeuw begint de stoet opnieuw met het rennende mannetje, maar in geen van de twee friezen kwam de volgorde precies uit. Op de rand is een extra sfinx toegevoegd en aan de binnenkant is een mannetje weggevallen en is een hert maar half weergegeven. Brandsporen duiden erop dat het komfoor is gebruikt.

Pook en tang

Om de kolen te verwijderen of toe te voegen werden bronzen tangen gebruikt, zoals het hier afgebeelde exemplaar. De twee delen van de tang zijn versierd met motieven die ook voorkomen op aardewerk uit dezelfde tijd, zo’n 800 jaar v. Chr.: een golfband en een rij wingerdbladeren. De pook voor het oprakelen van de kolen eindigt in een elegant gebogen rechterhand. Aan het korte uiteinde van de pook heeft waarschijnlijk een handvat van een ander materiaal vastgezeten.

Herkomst

De pook en de tang zijn de laatste voorwerpen die Caspar Reuvens, de eerste directeur van het Rijksmuseum van Oudheden, heeft aangekocht. Op een terugreis in 1835 vanuit Londen, waar hij deze objecten verwierf, kreeg hij een beroerte op de boot en stierf. De tang was in 1829 opgegraven op het landgoed van Lucien Bonaparte, prins van Canino, in de omgeving van Viterbo. Hij was een broer van Napoleon en bezat landgoederen in Zuid-Etrurië, waar grote hoeveelheden oudheden zijn gevonden in Etruskische graven.

1. De voorwerpen | Relevante voorwerpen