Etruskische goudbewerking
De Etruskische beschaving kenmerkte zich aanvankelijk door grote verschillen tussen arm en rijk. De rijkdom manifesteerde zich vooral in het zuidelijk kustgebied waar de elite zich tooide met luxe-artikelen van oosterse herkomst. Dat had ook een praktisch effect. Door de import van Egyptisch glazuurwerk, aardewerken scarabeeën, bewerkt ivoor, gesneden been, fraai versierde struisvogeleieren, gouden schalen en sieraden leerden de Etrusken de oosterse technieken kennen waarmee de voorwerpen waren gemaakt. Etruskische kunstenaars begonnen de voorwerpen dan ook al gauw te imiteren.
Opkomst van goudbewerking
Goudbewerking was zo’n techniek. In de Etruskische Villanova-periode (900-700 v. Chr.) kwamen gouden sieraden nog maar zelden voor. In de oriëntaliserende en archaïsche perioden (700-ca. 480 v. Chr.) stegen de techniek en de productie tot grote hoogten. Twee procedés in de goudbewerking springen daarbij in het oog: granulatie en filigrain, beide afkomstig uit het oosten (waarschijnlijk Syrië) en in Etrurië geperfectioneerd.
Granulatie
Bij de granulatietechniek worden kleine korreltjes goud in een bepaald patroon aangebracht op een sieraad. Als het voorwerp wordt verhit, hechten de korreltjes zich op de ondergrond zonder ermee te versmelten. Op Etruskische broches (eerste afbeelding) en fibula’s of mantelspelden (tweede afbeelding) zien we die extreem kleine korreltjes terug, sommige van 0,14 millimeter doorsnee. Voor een lengte van een centimeter zijn ongeveer zeventig achter elkaar gelegde korreltjes nodig. De vervaardiging van de ronde korreltjes en het hechtingsproces zijn tot in de twintigste eeuw ‘het geheim der Etrusken’ gebleven. Pas in 1935 werd het raadsel ontsluierd.
Filigrain
Granulatie werd dikwijls gecombineerd met filigrain, fijn gouddraad van soms maar 0,2 millimeter dikte dat in allerlei vormen op het sieraad werd gelegd. De draden werden verkregen door goud in verhitte toestand uit te trekken of door reepjes bladgoud uit te rollen.
Caere en Vetulonia
Etrurië kende twee verschillende granulatietechnieken. In het zuiden rondom de stad Caere werden sieraden gemaakt waarop de goudkorreltjes zo werden geplaatst, dat ze de contouren en details van de figuren weergaven. In het noorden, nabij de stad Vetulonia, werden de figuren met fijne goudkorreltjes uitgebeeld als silhouetten. De korreltjes vulden als het ware de hele figuur (pulviscolo-techniek).
Broche
De hier afgebeelde broche (eerste afbeelding) is een voorbeeld van de noordelijke techniek. Het oppervlak is geheel overdekt met gouden korreltjes van minuscule afmetingen. In het middelpunt zien we een robijn, een verwijzing naar de archaïsche periode (600-480 v. Chr.) toen edelstenen als extra decoratie aan granulatie-sieraden werden toegevoegd. Hoewel er ook schijfvormige oorbellen van dit soort afmetingen bestaan, heeft dit sieraad waarschijnlijk gediend als broche voor een rijke Etruskische dame, gezien het aanhechtingspunt voor een speld op de achterkant.