Askisten en de Odyssee

In 1826 arriveerden zes Etruskische askisten in Leiden. Ze waren eerder dat jaar aangekocht in Livorno door oudhedenverzamelaar kolonel J.E. Humbert en afkomstig uit Volterra. Het waren de eerste voorwerpen van dit genre op Nederlandse bodem. Het topstuk van de collectie is de hier afgebeelde askist waarop we Odysseus en zijn makkers zien vluchten voor de cycloop Polyphemus. Op de andere askist zien we Odysseus vermomd als zwerver terugkeren in zijn paleis op het eiland Ithaca.

Volterra

Volterraanse askisten uit de 3de-1ste eeuw v. Chr. zijn gemaakt van albast of het eenvoudiger tufsteen. Albast werd in de omgeving van Volterra gewonnen en in lokale ateliers bewerkt tot massieve askisten met deksel. Voor de decoratie van het reliëf werd vaak inspiratie opgedaan uit de Griekse mythologie. De dekselfiguren en reliëfs werden aangevuld met stucco, beschilderd en verfraaid met onder meer bladgoud. Door het vocht in de onderaardse grafkelders zijn de meeste kleuren verloren gegaan. De grafkamers in de necropolen rond Volterra zijn uitgehakt in de zachte tufsteenbodem. Ze zijn rond of vierkant van vorm. In het midden staat een zuil ter ondersteuning van het plafond. De askisten stonden in deze familiegraven op richels langs de wanden.

Figuur op het deksel

Het hoofd van de figuur op het deksel heeft extra nadruk gekregen. De seriematig gemaakte portretten laten eerder een type zien dan een individueel gelaat. De dekselfiguur wordt voorgesteld als een aanliggende persoon bij een dodenmaal, steunend op de linkerarm. In de rechterhand houdt de overledene attributen als een plengschaaltje, een drinkhoorn, een schrijftafeltje (voor mannen), en een schaaltje, waaier en spiegel voor de vrouwelijke dode. De inscripties vermelden de naam en de leeftijd.

Odyssee

De voorstelling van de eerste askist is ontleend aan de Odyssee van Homerus. Op hun terugtocht van Troje naar Ithaca raken Odysseus en zijn metgezellen verzeild op het eiland van de cyclopen, eenogige reuzen die in grotten wonen. Ze vinden onderdak in de grot van de cycloop Polyphemus, een zoon van de zeegod Poseidon, die zich al gauw ontpopt als een kannibaal en een aantal van Odysseus’ makkers opeet. Met een list weten onze held en zijn metgezellen te ontkomen.

Polyphemus

Op de askist zien we hoe Polyphemus bij zijn grot stenen gooit naar de vertrekkende Odysseus en zijn kameraden. Aan de voorstelling is een typisch Etruskisch element toegevoegd: de vlucht wordt veiliggesteld door de vrouwelijke demon Vanth die met opgeheven zwaard en mantel het zicht op de vluchtende boot aan Polyphemus ontneemt. Afwijkend is ook de Etruskische voorstelling van een reus met twee ogen, in plaats van één, zoals Homerus bedoeld heeft.

Odysseus en Penelope

Op de tweede afbeelding zien we Odysseus als bedelaar links in de hoek in zijn paleis op Ithaca na zijn jarenlange zwerftochten. Het paleis is min of meer bezet door edellieden (de figuren in het midden) die met zijn vrouw Penelope willen trouwen om zo het koningschap van Ithaca te verwerven. Penelope (rechts) houdt al tien jaar alle avances af. Nadat Odysseus zijn ware identiteit heeft onthuld, schiet hij de edele vrijers neer en doodt hij ook de dienaressen die het met hen hadden aangelegd. Voor wie deze fase van het verhaal kent, is de scène vol dreiging van wat er aan bloederigheden gaat komen.

1. De voorwerpen | Relevante voorwerpen