Thema 5: hiërogliefen en het schrift

In het Rijksmuseum van Oudheden zijn ze volop te zien: in steen of op potten gekerfde afbeeldingen van vogels, zittende of staande mensen, slangen, slakken, leeuwen, schalen, boogjes of staafjes. Het zijn de tekens, symbolen en rebussen van het oud-Egyptische hiërogliefenschrift, een schrijftaal die ook een klanktaal is.

Jean François Champollion

Op 14 september 1822 beleefde de Franse taalkundige Jean François Champollion zijn Eureka-moment toen hij na vijftien jaar onderzoek het abc van het hiërogliefenschrift ontcijferde. “Je tiens l’affaire!”, moet hij volgens de overlevering hebben uitgeroepen. “Ik ben eruit!” Direct daarop zakte de overwerkte geleerde in elkaar op de vloer van zijn werkkamer. Pas na dertien dagen kon hij zijn ontdekking wereldkundig maken in een redevoering voor de afdeling Inscripties en Letteren van de Koninklijke Academie in Parijs. Met zijn onderzoek werd de basis gelegd voor de egyptologie als wetenschap.

Klanken, rebussen en symbolen

Champollion had ontdekt dat de Egyptische tekens in Griekse en Romeinse namen klanken vertegenwoordigden. Later begreep hij vanuit zijn kennis van het Koptisch dat het Egyptische schrift tegelijk ook uit rebussen en symbolen (ideogrammen) bestond. De oude Egyptenaren gebruikten het alfabet van de fonetische hiërogliefen om de titels, namen en bijnamen van de Griekse en Romeinse overheersers op hun monumenten te schrijven.

Steen van Rosette

Aan de hand van de beroemde Steen van Rosette, een granieten opschrift dat door het leger van Napoleon in Egypte was gevonden, en enkele andere Grieks-Romeinse opschriften was Champollion erin geslaagd een groot aantal koningsnamen te lezen. Op de Steen van Rosette prijkte een tekst die op drie verschillende manieren was geschreven: in hiërogliefen, in het Egyptische demotische schrift en in het Grieks. In de koningsnamen ontdekte de Franse taalkundige gemeenschappelijke tekens die terug te voeren waren op een alfabet. Al snel kon hij 79 koningsnamen lezen en had hij alle 26 alfabettekens van het hiërogliefenschrift ontcijferd.

Complex systeem

De hiërogliefen bleken verwant aan het Koptisch, een taal die Champollion goed kende. Hij kwam erachter dat het gebruik van klanktekens (fonogrammen) uit een vroegere Egyptische periode stamde dan uit de Grieks-Romeinse tijd. Sommige klanken werden weergegeven door rebusachtige logogrammen (tekens die een woord of begrip voorstellen) of woordtekens, zoals ‘zon’. Luttele jaren na zijn vondst vatte Champollion de kern van het schrift zo samen: “Het hiërogliefenschrift is een complex systeem, een schrift dat tegelijk figuratief, symbolisch en fonetisch is, in n en dezelfde tekst, in een en dezelfde zin, ik zou bijna willen zeggen: in een en hetzelfde woord.”

Alleen medeklinkers

Het hiërogliefenschrift kent alleen medeklinkers. Behalve de zesentwintig spraakklanken (het abc) zijn er afzonderlijke tekens voor verschillende combinaties van twee-, drie- of vierklanken. Sommige woorden werden niet met klanktekens geschreven, maar met symbolen. Zo staat een zonnetje voor het woord ‘zon’, maar werd het ook gebruikt in combinatie met andere tekens, bijvoorbeeld om het woord ‘licht’ te vormen. Het hiërogliefenschrift bevat dan ook onnoemelijk veel tekens.

Variatie

Zon 3500 jaar lang werd het hiërogliefenschrift in tal van varianten gebruikt. De tekens werden van rechts naar links geschreven en van boven naar beneden gelezen. Het decoratieve karakter van het schrift werd volop uitgebuit. In monumentale opschriften werd gestreefd naar symmetrie en regelmaat. De tekens werden gegroepeerd in horizontale regels of verticale kolommen, afhankelijk van wat het mooist uit de verf kwam. Hiërogliefen werden voornamelijk voor monumentale opschriften gebruikt. Daarnaast was er het hiëratisch, het schrift voor dagelijks gebruik.

Vijfduizend jaar taalgeschiedenis

De vijfduizend jaar oude taalgeschiedenis van Egypte is beïnvloed door een scala aan buitenlandse overheersers en immigranten, die duidelijke sporen van hun exotische talen en schriften hebben nagelaten in opschriften en documenten. De oudste uitingen van geschreven taal in Egypte dateren van rond 3100 v. Chr. Verschillende taalvarianten volgden elkaar daarna op. Na het oud-Egyptisch verscheen het middel-Egyptisch (Middenrijk, 1980-1760 v. Chr.), een aangepaste, gemoderniseerde taal die tot in de Romeinse tijd de klassieke taal voor monumentale opschriften zou blijven. Het was de periode waarin verschillende genres van teksten voor het eerst vorm kregen in poëzie, sprookjes, verhalen, historische verhandelingen, biografieën en filosofieën. Het nieuw-Egyptisch, dat nauw verwant was aan de spreektaal uit het Nieuwe Rijk (1539-1077 v. Chr.), ontstond zon vijfhonderd jaar daarna.

Een soort steno

Aan het einde van het Nieuwe Rijk verscheen er een uiterst cursieve schriftsoort voor handelscorrespondentie en administratieve doeleinden: het abnormaal-hiëratisch. Dit werd gevolgd door een nog cursiever schrift, het demotisch, dat in een krabbel net als bij steno hele woorden samenvat. Het demotisch uit de Romeinse tijd is dan weer een alfabetschrift. De Grieken in Egypte schreven Grieks. De Romeinen in het land meestal ook. Griekse namen werden in drie schriftsoorten geschreven: in ‘heilige ingegrifte tekens’ (hiërogliefen) voor tempelmuren, in het ‘priesterschrift’ (hiëratisch) voor religieuze boeken (en brieven) en in het ‘volksschrift’ (demotisch) voor de rest.