Thema 15: Leidse opgravingen in Egypte

Wat is de lol van het graven naar oudheden in een woestijn? Is het de spanning? Het avontuur? Een egyptoloog beschreef zijn ervaringen zo: “Het geluid van hakken in het zand is de mooiste klank die je je kunt voorstellen.” Hij doelde op het geluid van de ijzeren hakken waarmee plaatselijke arbeiders hun werk deden bij opgravingen in de vindplaats Sakkara, ongeveer dertig kilometer zuidwestelijk van Caïro.

Opgraven in Sakkara

Egyptologen van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden graven daar al zon veertig jaar lang het ene versierde grafmonument na het andere op. Soms doen ze een opzienbarende ontdekking. Zoals in 2007 toen ze het graf blootlegden van Ptahemwia , schenker des konings ten tijde van de farao’s Achnaton en Toetanchamon (ca. 1350 v. Chr.). Vijftig jaar eerder begon de Leidse egyptoloog Adolf Klasens het eerste Nederlandse onderzoeksproject aan de rand van de Egyptische woestijn.

Ongebalsemde doden (1957-1959)

RMO-conservator Adolf Klasens legde samen met zijn team 380 graven uit de tijd van de vroegste farao’s bloot in Aboe Roash, een dorpje ten westen van de Egyptische hoofdstad Caïro. De meeste graven, afkomstig uit de periode 3000-2700 v. Chr., waren net groot genoeg voor een overledene in hurk- of slaaphouding. De doden waren niet gebalsemd en lagen meestal op hun linkerzij met het hoofd naar het noorden. Het waren lagere ambtenaren, muzikanten en andere stadsbewoners, vermoedelijk afkomstig uit het nabijgelegen Memphis, de eerste hoofdstad van het verenigde Egypte. In de rijkste graven werden soms tientallen goederen gevonden: vaatwerk van doorschijnend albast, offertafels, vuurstenen of koperen gereedschap, ivoren kokertjes voor cosmetica en kralensnoeren. Het grootste deel van de vondsten, bijna 1200 voorwerpen, schonk Egypte aan het Rijksmuseum van Oudheden.

Een dam in Zuid-Egypte (1962-1963)

Een plan voor de bouw van een dam in Zuid-Egypte bracht in 1960 grote beroering teweeg in de internationale gemeenschap. Er zou een stuwmeer ontstaan waardoor een groot deel van de oude grafheuvels, oude en moderne nederzettingen, tempels en kerken in Nubië, de landstreek tussen het Egyptische Aswan en Khartoem in Soedan, zou verdrinken. UNESCO deed een oproep aan de lidstaten om een reddingsactie te beginnen. Daaraan gaven eenenvijftig landen, waaronder Nederland, gehoor.

Van verdrinking gered (1962-1963)

Adolf Klasens en zijn team van het RMO werkten twee seizoenen lang op een nederzetting uit de Meroïtische periode (2de-4de eeuw. Het dorp, Shokan geheten, bestond uit zo’n dertig huizen van gedroogde kleisteen die door de bewoners inderhaast waren verlaten vanwege het overweldigende stuifzand uit de woestijn. Het leverde een Pompeii-achtig effect op: overal was nog huisraad te zien die een goede indruk gaf van het dagelijks leven in het dorp. Egypte schonk de 1200 opgegraven voorwerpen aan het Rijksmuseum van Oudheden. Uit dankbaarheid voor de hulp van het Leidse museum schonk de Egyptische president Nasser een Romeinse tempel uit Taffeh aan het Nederlandse volk. Sinds 1979 staat deze ruim tweeduizend jaar oude tempel in de centrale hal van het museum.

Kerkelijke wandschilderingen (1964)

Een kerk uit de achtste eeuw in het noordelijker gelegen Abdallah Nirki was het volgende project van Klasens en zijn team. Het godshuis, dat vermoedelijk tot in de vijftiende eeuw dienst had gedaan voordat het christendom in het gebied plaatsmaakte voor de islam, herbergde de mooiste, best bewaarde wandschilderingen van Egyptisch Nubië. Zon dertig schilderingen konden van de muren worden verwijderd voordat het rijzende water van het stuwmeer er vat op zou krijgen. Ze zijn te zien in het Nubië Museum in Aswan en het Koptisch Museum in Caïro. Andere voorwerpen, zoals een doopvont, gebroken potten, aardewerken lampen en fragmenten van kerkboeken, gingen naar het RMO.

Dierenbegraafplaats (1971-1973)

Een klein decennium na de reddingscampagne in Nubië ging het RMO opnieuw in Egypte aan de slag. In Sakkara, een vindplaats met een oppervlakte van zo’n 7 bij 1,5 kilometer, was de Egypt Exploration Society, onder leiding van een Britse archeoloog, al sinds 1964 bezig met opgravingen op een uitgestrekte begraafplaats van heilige dieren uit de Grieks-Romeinse tijd (vierde eeuw voor tot vierde eeuw na Chr.). Het RMO deed twee seizoenen lang aan dit onderzoek mee. In ondergrondse gangenstelsels werden miljoenen gebalsemde ibissen en valken in aardewerken kruiken ontdekt, en mummies van bavianen en koeien. De begraafplaats omvat ook een tempelterras voor de eredienst. Het hele terrein ligt vol met offergaven die door vrome pelgrims zijn achtergelaten. Ook van dit project kreeg het RMO enkele fraaie voorwerpen in handen.

Doden van stand (1975-heden)

Sinds 1975 graaft het RMO in een ander deel van het woestijnplateau bij Sakkara op de begraafplaats van de hoogste ambtenaren uit het Nieuwe Rijk, de periode van farao’s als Achnaton, Toetanchamon en Ramses II (ca. 1400-1200 v. Chr.). Omstreeks 1825 werd het terrein door kunstrovers geplunderd. De oogst werd in Europa verkocht. Ook het RMO verwierf langs die weg een fraaie collectie, waarvan de herkomst onbekend bleef. Tot er een kaart uit de negentiende eeuw werd gebruikt waarop de graven stonden aangegeven.

Partners sinds 1975

In 1975 begon een team van het RMO en de Egypt Exploration Society met de opgravingen. Projectleider was de Brit Geoffrey Martin, RMO-conservator Hans Schneider was tweede man. In 1999 trokken de Britten zich uit het project terug en kwam de leiding in handen van Maarten Raven (RMO) en René van Walsem (Universiteit Leiden). Sinds 2013 werkt het RMO met een nieuwe partner in Sakkara samen: het Museo Egizio uit Turijn. Anno 2016 zijn er zeventien grote en kleinere grafmonumenten blootgelegd.