Thema 14: Nederland, Leiden en Egypte

De belangstelling in Nederland voor het oude Egypte dateert al van ruim vier eeuwen terug. In de zeventiende eeuw begonnen Hollandse zeelui en kooplieden oud-Egyptische voorwerpen te verzamelen om ze te verkopen in eigen land. Hun waren varieerden van aardewerk tot glas, beelden, sieraden, sarcofagen en mummies. De laatste kwamen soms in Hollandse apotheken terecht, waar ze – o bijgeloof – tot geneesmiddel werden verwerkt.

Zeventiende eeuw

Toen Egypte verder werd opengesteld voor Europeanen, nam ook de wetenschappelijke belangstelling voor de oud-Egyptische beschaving toe. Een van de eerste Hollandse Egypte-reizigers was de koopman David le Leu de Wilhem in 1620-1621. Hij schonk de toenmalige Leidse hogeschool (later universiteit) een mummie en enkele andere voorwerpen om die te laten zien in het Theatrum Anatomicum, het Anatomisch Theater. In dit domein werd met een kleine verzameling Egyptische oudheden het fundament gelegd voor de archeologische nieuwsgierigheid naar het land van de farao’s.

Achttiende eeuw

De diplomaat Willem Bentinck was de eerste die in 1771 een mummie liet ontleden. Pas onlangs kwam aan het licht dat deze mummie een vervalsing was. De roemruchte veldtocht van Napoleon in Egypte (1798-1801), met in zijn kielzog een groep Franse geleerden en kunstenaars, gaf de wetenschappelijke aandacht voor het oude Egypte een nieuwe impuls. Meegereisde wetenschappers beschreven een land met een rijkdom aan oudheden die een grote belofte inhield voor archeologisch onderzoek.

Egyptomanie in de negentiende eeuw

In 1822 ontcijferde de Franse taalkundige Jean François Champollion het abc van de hiërogliefen, het Egyptische klankschrift, en ontsloot daarmee een belangrijke bron van informatie voor de wetenschap die egyptologie zou gaan heten. Napoleons veldtocht leidde in het negentiende-eeuwse Europa tot een ware egyptomanie. Rijke toeristen namen de boot naar het land van de piramides, graven, tempels en farao’s. De eerste egyptologische musea werden gesticht. Particulieren begonnen privécollecties van Egyptische kunst aan te leggen. De invloed van het oude Egypte reikte tot in de wereld van de kunsten en de literatuur.

Eerste Nederlanders

Ook het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, dat in 1818 werd gesticht, begon onder leiding van toenmalig directeur Caspar Reuvens oude Egyptische voorwerpen te verzamelen. Maar het zou nog lang duren voordat de eerste archeoloog van Nederlandse komaf veldwerk zou gaan doen in Egypte. Hij heette Henri Frankfort (1897-1954), hij studeerde in Londen en ging in 1922-1923 voor het eerst mee naar Egypte. Aanvankelijk als veldassistent bij Britse opgravingen in Kau el-Kebir, in 1925 als leider van opgravingen voor het Verenigd Koninkrijk in Abydos en de jaren daarna in Abydos, Amarna en Armant.

Twintigste eeuw

De eerste docent egyptologie in Nederland, in 1902, was Pieter Boeser (1858-1935), conservator van het Rijksmuseum van Oudheden. Een van zijn studenten, Adriaan de Buck (1892-1959), later hoogleraar egyptologie in Leiden, zou internationale faam verwerven met zijn kennis van teksten op oude Egyptische lijkkisten. Adolf Klasens (1917-1998), een leerling van De Buck, werd in 1946 medewerker van het Rijksmuseum van Oudheden en in 1959 directeur. Hij leidde in 1957-1959 een onderzoeksproject in een grafveld nabij Aboe Roash, een dorpje op 8 kilometer ten noorden van de piramides van Gizeh en zestien kilometer westelijk van Caïro. Dankzij dit veldwerk ontstond er meer duidelijkheid over begraafgewoonten, privé-grafarchitectuur en grafgiften uit de vroeg-dynastieke periode (2900-2545 v.Chr.). De gevonden objecten, stenen vazen en aardewerk, werden verdeeld over het Museum van Caïro en het Rijksmuseum van Oudheden.