Het Romeinse leger

Het Romeinse leger had lange tijd een indrukwekkende reputatie. Het stond bekend als een sterke, efficiënte krijgsmacht waartegen geen kruid gewassen was. Germaanse en Keltische tegenstanders, hoe driest en moedig ook, waren dikwijls geen partij voor de Romeinse beroepssoldaten.

Onderlinge band

De kracht van het Romeinse leger lag in de lange diensttijd – meer dan twintig jaar – waardoor er geoefende legereenheden konden ontstaan. Bovendien werd er veel waarde gehecht en aandacht besteed aan de onderlinge band tussen de soldaten. Zij aten, sliepen, kampeerden en vochten samen in eenheden van acht man (contubernium). Ze vormden een onderdeel van de grotere centuria, een eenheid van zo’n tachtig man. Een legioen bestond uit meer dan zesduizend manschappen en ondersteunend personeel. Ze werden geacht trots te zijn op hun legereenheid, wat ook tot uitdrukking kwam in de officiële bijnamen die de keizer aan zijn troepen kon geven: ‘Overwinnend’ of ‘Trouw en Toegewijd’. Ook de naam van de keizer kon als bijnaam worden meegedragen.

Showhelm

Soldaten en officieren moesten zelf hun uitrusting betalen. Dat verklaart ook de grote verscheidenheid aan helmen die zijn teruggevonden. Wie extra geld wilde besteden aan zijn uiterlijk, kon een luxueuze helm aanschaffen of zijn geld steken in een extra ‘showhelm’ die uitsluitend werd gedragen bij parades. Legioensoldaten zagen er dan ook niet altijd uniform uit. Aan de bovenkant van de helm zijn vaak resten van een houder te zien. Hieraan werd een indrukwekkende helmbos bevestigd die bestond uit paardenhaar of veren. Hierdoor leek de soldaat groter en imposanter, zodat hij de vijand al op voorhand schrik kon aanjagen.

Viziermaskers

Sommige helmen die door cavaleristen werden gedragen, hebben de vorm van een masker met openingen voor de mond, neusgaten en ogen. Deze viziermaskers werden met een scharnier aan de bovenkant van de helm vastgemaakt, zodat ze konden worden geopend en gesloten. De bronzen maskers waren vaak bedekt met een laag zilver, waardoor ze schitterden in de zon. Bij veldslagen toonde de drager van een viziermasker geen angst of vermoeidheid, wat intimiderend op de vijand moet zijn overgekomen.

Zwaarden en schilden

Aan de wapenuitrusting werd veel aandacht besteed. Het belangrijkste wapen van de voetsoldaat was de gladius, een kort tweesnijdend zwaard met een scherpe punt. Ruiters droegen een langer zwaard, de spatha, waarmee zij tegenstanders op de grond konden raken. Tot de standaarduitrusting behoorde ook een dolk (pugio). Legioensoldaten droegen grote rechthoekige schilden die als een muur konden worden neergezet en ook bescherming konden bieden als een dak boven het hoofd. Ruiters hadden een kleiner rond schild. Het lichaam werd beschermd met maliënkolders en schubbenpantsers. Speren konden worden gebruikt als werpspies of stootwapen. De wapenuitrusting van Romeinse soldaten was uitbundig versierd. Hun oorlogstenue was ingelegd met glanzend metaal, email of glas, en ook hun paarden werden kleurrijk opgetuigd. Het hoofdstel en het zadel werden op hun plaats gehouden met leren riemen die bijeenkwamen in bronzen riemverdelers (phalerae). Daarvan zijn er vele teruggevonden.

Kwaad bloed

Ondanks de kracht van het Romeinse leger ging hun opmars niet zonder slag of stoot. In de 1ste eeuw na Chr. probeerden de Romeinen in hoog tempo Germanië te romaniseren, het gebied ten noorden van de Donau en oostelijk en noordelijk van de Rijn. Ze legden belastingen op en voerden een rechtspraak in. Hierdoor sloeg de armoede onder bevolkingsgroepen toe en raakten zij hun gevoel van zelfstandigheid kwijt. Dat zette kwaad bloed.

Opstand en verzet

In 9 na Chr. kwam het tot een uitbarsting van geweld toen de Germanen onder leiding van de officier Arminius drie Romeinse legioenen tot de laatste man afslachtten. Later volgden opstanden van de Friezen (28 na Chr.) en de Bataven (69 na Chr.). Ook voor de Friezen waren torenhoge belastingen de reden voor hun opstand. In 28 na Chr. belegerden zij het Castellum Flevum in de buurt van Velsen (Noord-Holland). Er werd hevig gevochten. Later werden de gevechten voortgezet bij het Woud van Baduhenna (Kennemerland of West-Friesland), waar honderden Friezen en Romeinen om het leven kwamen. De Romeinen kwamen uiteindelijk als overwinnaars uit de strijd, maar trokken zich al snel terug tot achter de Rijn. De Friezen behielden hun autonomie benoorden de rivier. In de 2de en 3de eeuw trad er een periode van rust en welvaart in. Steeds meer Germanen en Kelten werden Romeins burger. En zo voelden zij zich ook.

Dolk_schede_Leeuwen

Dolk ('pugio') en schede van een Romeinse infanterist, gevonden in de Waal