Vorstengraf uit Oss

Het zijn vaak grond- of wegwerkers die op oude voorwerpen stuiten terwijl ze bezig zijn met een klus. In 1933 gebeurde dat bij de ontginning van een stuk heide voor de aanleg van een woonwagenkamp in Oss. In een lage heuvel vonden arbeiders een gedeukte bronzen urn uit de IJzertijd (800-12 v. Chr.). De gemeentearchivaris was snel ter plekke, en de ontginning werd tijdelijk gestopt.

Urn met inhoud

De urn (eerste afbeelding, 50 centimeter hoog) werd kort onderzocht door conservator Frans Bursch van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) en daarna overgebracht naar Leiden. Daar werd de emmer gerestaureerd. Tijdens die opknapbeurt bleek dat er niet alleen gecremeerde resten van een dode in zaten, maar ook een krom gebogen zwaard, stukken hout, resten van kleding en roestklompen waarin metalen ringen, messen, paardenbitten en een slijpsteen werden herkend. Vooral het zwaard (tweede afbeelding, 44 centimeter hoog) trok de aandacht omdat het was ingelegd met goud.

Zeldzame vondst

Een vondst als deze is zeldzaam in ons land. De urn met inhoud vormt dan ook een topstuk in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden. De bronzen urn (situla), het met goud ingelegde zwaard en de paardenbitten wijzen op een hoge positie van de dode. Vaak is er dan sprake van een vorst, een regionale leider uit de Vroege IJzertijd – dus van een vorstengraf. We kennen meer van dergelijke graven, maar de rijkdom en het exotische karakter van een bijgiften uit Oss zijn op z’n minst opmerkelijk. De urn bijvoorbeeld moet zijn gemaakt in het westelijk Alpengebied en vormt een aanwijzing voor de groeiende contacten in die tijd vanuit de Lage Landen met het centrale deel van Europa.

Nieuwe ontdekkingen

Nog niet zo lang geleden is het complete ‘vondstcomplex’ gerestaureerd en opnieuw bestudeerd. Daarbij kwamen verrassende nieuwe dingen aan het licht. Zo verschenen op het lemmet van het met roest bedekte zwaard met houten greep een fraaie gravering en een deel van de goudversiering. Op het zwaard zaten resten van textiel, waaruit kan worden afgeleid dat het wapen in stof gewikkeld was en na de crematie samen met de verbrande botten in de urn moet zijn gestopt. Bij het schoonmaken van de roestklompen kwamen onder andere nog twee messen, twee kledingspelden, twee paardenbitten, een belletje en paardenbeslag tevoorschijn.

De urn

De betekenis van het zwaard verbleekt een beetje bij de situla. De grote urn had geen hengsels zoals we die kennen van exemplaren uit het Limburgse Baarlo en het Gelderse Ede. De hengels van de emmer uit Oss waren al een keer afgebroken en hersteld. Dat laatste was geen succes, want kort daarna moeten ze weer zijn afgebroken. Er restte toen nog maar één oplossing die minder fraai maar wel praktisch was. Op de rand van de urn zijn verdikkingen te zien van later aangebracht bronsblik. Daaronder zijn restanten van leer bewaard gebleven. De emmer moet dus uiteindelijk een leren band als hengsel hebben gehad. Waarschijnlijk betekende de urn meer dan de manier waarop hij werd gedragen.

Onderzoek botresten

Het meest recente onderzoek naar de botresten wees uit dat de gecremeerde dode een forse, imposante man moet zijn geweest met flinke spieraanhechtingen. Hij was tussen de dertig en veertig jaar oud. Op zijn rugwervels waren vergroeiingen te zien die het gevolg waren van een verbening van de wervelkolom. In de pre- en protohistorie wordt een dergelijke verbening wel vaker aangetroffen, en opvallend genoeg voornamelijk bij personen die een hoge maatschappelijke positie bekleedden, in dit geval dus mogelijk een vorst.

1. De voorwerpen | Relevante voorwerpen