Hoe archeologische voorwerpen topstukken worden

Wat is een topstuk?

Het Louvre heeft de Mona Lisa; het Rijksmuseum de Nachtwacht. Topstukken trekken bezoekers en helpen hen te bepalen wat ze in ieder geval gezien willen hebben. Maar wat is het topstuk van het Rijksmuseum van Oudheden? Op deze vraag zijn uiteraard verschillende antwoorden mogelijk. Het museum heeft onlangs zelf een nieuwe poging gewaagd door honderd topstukken uit de eigen collectie te selecteren en als boek uit te geven. Omdat het boek poogt een representatieve afspiegeling van de gehele collectie te zijn, komt ook de Nabije Oosten-collectie met een paar topstukken voor in dit boek. De gekozen voorwerpen misstaan niet en zijn beslist de moeite van het bekijken waard.

Topstukkenboek van het Rijksmuseum van Oudheden (2021)

Het oog wil ook wat

Oudheidkundige musea zijn vreemde plekken. De meeste voorwerpen die het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) tentoonstelt, zijn nooit bedoeld geweest om achter glas bekeken te worden. Dit geeft het museum een dada-achtig karakter waarbij alledaagse voorwerpen tot kunst worden verheven. Wie de Nabije Oosten-zaal binnenloopt ziet vooral voorwerpen die bedoeld waren om te gebruiken, vast te houden en na verloop van tijd weg te gooien, zoals potten, kruiken en paardentuig. Andere zintuigen dan het gezichtsvermogen worden nauwelijks aangesproken.

Context

Als museum met archeologische voorwerpen hechten we groot belang aan de oorspronkelijke herkomst en context van elk voorwerp. Van sommige voorwerpen weten we heel precies waar ze gevonden zijn, bijvoorbeeld omdat het museum zelf betrokken was bij de archeologische opgravingen waarbij het voorwerp gevonden is. Maar van veel voorwerpen is de oorspronkelijke herkomst een stuk onduidelijker. We zijn de herkomst van elk voorwerp steeds belangrijker gaan vinden. Hierbij gaat het gedeeltelijk om ethisch verantwoord acquisitiebeleid, maar ook om het achterhalen waar elk voorwerp ooit gebruikt en achtergelaten is en hoe het in het Rijksmuseum van Oudheden terecht is gekomen.

Verhalen over voorwerpen

Context is ook belangrijk om de verhalen te kunnen vertellen die met het voorwerp verbonden zijn. Desondanks is er maar weinig van die oorspronkelijke context in het museum terug te zien. Door voorwerpen losstaand achter glas te plaatsen wordt het er niet eenvoudiger op om te begrijpen hoe voorwerpen vroeger zijn gebruikt. Het RMO is geen museum waarin de voorwerpen in actie te zien zijn. Om hierover toch iets te kunnen zeggen, blijft het begeleidende bijschrift over als voornaamste middel. Maar alles wat verloren gaat aan context, wanneer we gebruiksvoorwerpen tot kunst verheffen, kan onmogelijk in een kort bijschrift tot leven worden gebracht.

Hoe een graf verdween

Een goed voorbeeld van de discussie over context is het graf uit Jericho dat decennia lang in zijn geheel te zien was in de Nabije Oosten-zaal. Door een kijkgat kon de bezoeker de overblijfselen van meerdere mensen zien liggen, met de voorwerpen die er met hen meegegeven waren. Er was in een oogopslag te zien hoe de voorwerpen achtergelaten waren. In de huidige opstelling is de grafkamer niet meer te zien. Hier zijn goede redenen voor. Het oorspronkelijk graf was behoorlijk groot en nam ruimte in die niet voor andere verhalen over het Nabije Oosten gebruikt kon worden. Het vergt keuzes om de complexe geschiedenis van het oude Nabije Oosten te vertellen in de beperkte ruimte. Daar komt de discussie bij over de meerwaarde en de ethische verantwoording van het tonen van menselijke resten. De voorwerpen uit het graf zijn nog steeds te zien, maar nu echter als losse voorwerpen in een vitrine. De individuele voorwerpen zijn nu beter te zien, maar de samenhang is wel verloren gegaan. Niet iedereen zal doorhebben dat ze uit een graf komen. Een foto van het graf probeert de verloren gegane informatie te compenseren.

Het graf uit Jericho in het RMO (2012)

Kunstvoorwerp

Door oudheden soms als kunstvoorwerpen te beschouwen, kon het RMO in het bezit komen van een van de honderd topstukken: Een stenen reliëf waarop we koning Tiglat-pileser III (745-727 v.Chr.) zien zitten. Het is een van de oudheden die in het museum als kunstvoorwerp staan opgesteld. Het was ooit bedoeld om de muren van het koninklijke paleis in Kalhu (het huidige Nimrud in Noord-Irak) te versieren, maar het paleis is nooit voltooid. De RMO-collectie telt meerdere Assyrische reliëfs uit diverse paleizen, gemaakt voor verschillende koningen. Je zou kunnen stellen dat dit allemaal topstukken zijn, maar dat was wat eentonig geworden in een boek met slechts een paar voorwerpen uit het Nabije Oosten.

Reliëf met de Assyrische koning Tiglat-pileser III (745-727 v.Chr.)

Reliëfs

De meeste reliëfs zijn rechthoekig en tonen een enkel individu of een kleine groep. Het lijken portretten te zijn uit lang vervlogen tijden. Dit is echter niet hoe de reliëfs er oorspronkelijk in de paleizen uitzagen. Ze maakten deel uit van meterslange scènes waarop vele figuren te zien waren. Soms werden complete wanden gevuld met afbeeldingen van dezelfde figuur.

Afdankers worden topstukken

Nadat in de negentiende eeuw de meeste Assyrische paleisreliëfs waren weggenomen – de meeste zijn naar het British Museum vervoerd – bleven in Irak vooral de fragmentarische reliëfs en duplicaten over. Omdat het British Museum deze niet wilde hebben kon het RMO een paar van deze ‘afdankers’ verwerven. Voordat ze in Leiden terechtkwamen zijn de reliëfs aangepast aan Westerse voorkeuren door ze te af te zagen totdat er portretten overbleven. Als schilderijen in steen pasten ze in wat het publiek van kunst verwachtte.

Een oudheidkundig museum

Dat het oog ook wat wil, is prima en veel bezoekers komen naar het Rijksmuseum van Oudheden om interessante en mooie voorwerpen te bekijken. Het bovenstaande is dan ook geen aanbeveling om naar het museum te komen en de voorwerpen aan te raken en te gebruiken waarvoor ze ooit bedoeld waren. (Ook al valt daar best wat voor te zeggen.) U bent echter meer dan welkom om langs te komen in het RMO en de prachtige topstukken aan de andere kant van het vitrineglas te komen bewonderen.

David Kertai

David Kertai (1978) is conservator van de collectie oude Nabije Oosten. Hij studeerde architectuur, oude geschiedenis en archeologie en promoveerde in 2012 in Heidelberg op een studie naar Assyrische paleisarchitectuur en koningschap. Hij werkte als onderzoeker en docent onder meer aan University College London, New York University en de Freie Universität Berlin en is sinds 2005 als veldarcheoloog actief in Irak, Syrië en Turkije.
Lees meer van deze auteur

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

Reacties

Nog geen reactie geplaatst.