Thema 7: kunst in het oude Egypte

Wat is kunst? En wat niet? “Eigenlijk is er geen kunst. Er zijn alleen kunstenaars”, schrijft de Britse kunsthistoricus Ernst Hans Gombrich (1909-2001) in zijn beroemde standaardwerk The Story of Art. De fameuze kunstpaus wijst in zijn boek op de vroege wereldbewoners die met gekleurde aarde een bizon op de wand van een grot achterlieten, hun nazaten die duizenden jaren later abstracte schilderijen maakten, en al het kunstwerk in de tijd daartussen. “Het kan geen kwaad al deze verrichtingen kunst te noemen”, schrijft hij, “zolang we er maar aan denken dat dit woord iets anders kan betekenen in een andere tijd of plaats, en als we maar goed beseffen dat Kunst met een grote K niet bestaat.”

Functionele voorwerpen

De les van Gombrich kan moeiteloos worden toegepast op de kunst van het oude Egypte. In de negentiende eeuw beweerden westerse kunstkenners nog dat er in het Rijk van de Farao’s geen echte kunst bestond. Kunstenaars of handwerkslieden maakten in die tijd functionele voorwerpen, dingen die voor praktische of rituele doeleinden werden gebruikt. Bovendien lieten ze in hun afbeeldingen perspectief meestal achterwege. Zoiets mocht geen kunst heten. Nu denken we daar anders over. Veel functionele voorwerpen uit het oude Egypte hebben ook een esthetische kant. Dat maakt ze tot artistieke creaties. Tot kunst.

Kunst overdragen

Gombrich herinnert ons eraan dat kunst wordt overgedragen van leermeester op leerling, van leerling op bewonderaar of navolger. Zo is de kunst van onze tijd verbonden geraakt met die van het Nijldal, zon vijfduizend jaar terug. “Want”, schrijft Gombrich, “de Griekse meesters gingen in de leer bij de Egyptenaren en wij Europeanen zijn leerlingen van de Grieken. Daarom is de kunst van Egypte voor ons van geweldig groot belang.”

Volmaakte schepping

Voor de oude Egyptenaren had kunst een bredere betekenis dan wij er nu aan toekennen. Kunst – dat wil zeggen: wat wij nu als hun kunst beschouwen – was niet alleen esthetisch, het was ook een middel om de eeuwige, volmaakte schepping vast te houden en te beschermen tegen duistere, kwaadwillende machten. De geordende wereld waarvan Egypte het middelpunt was, mocht niet terugzinken in de oerchaos waaruit het leven ooit was ontstaan. De kunstenaar beeldde het leven uit zoals het in de mythische wereld van Egypte oorspronkelijk was geschapen: volmaakt, zonder tekortkomingen en schaduwzijden. Beelden en afbeeldingen kwamen volgens de Egyptenaar langs magische weg tot leven. Ze werden een levende realiteit. Een beeldhouwer was ‘iemand die (steen tot) leven brengt’.

Kunst als ambacht

Het scheppen van kunst was in het oude Egypte een ambachtelijk proces. De kunstenaar was een ambachtsman. Hij werkte vaak als anonieme kracht in een team met technisch specialisten, zoals beeldhouwers, kleurmakers, pottenbakkers, steenboorders, houtbewerkers, faicencemakers of goudsmeden. Slechts in luttele gevallen is de naam van een kunstenaar met een kunstwerk verbonden geraakt. Een onderscheid in kunstgenres beeldhouwkunst, schilder- of reliëfkunst maakten de Egyptenaren nauwelijks. Net zo min als ze een verschil maakten tussen beeldende en toegepaste kunst.

Sculpturen, relieëfs en kunsthandwerk

Wat we kunst zouden kunnen noemen, bestond in het oude Egypte uit grotere sculpturen en reliëfs die een rol speelden in het openbare leven, zichtbaar en toegankelijk voor iedereen. Veel kleinere voorwerpen behoren tot wat bij ons kunstnijverheid heet, of beter: kunsthandwerk. In onze westerse definitie heeft kunsthandwerk een vorm die voor zijn functie niet echt nodig is. Voorbeelden daarvan zijn gebruiksvoorwerpen als vazen en kommen van aardewerk en steen, meubilair, cosmetische artikelen, sieraden en amuletten. Tot de veelal esthetische gebruiksvoorwerpen behoorden ook miniatuurbeeldjes, magische objecten of beschilderde papyrusrollen. Ze werden meegegeven in een graf om de dode te beschermen en hem of haar een eeuwig leven te garanderen, of om er rituele handelingen mee te verrichten. Veel van deze voorwerpen laten zien dat de kunstenaars van Egypte ook in het kleine tot grote hoogten konden stijgen. Ze hebben ons ware meesterwerken nagelaten.

Strenge regels

Qua stijl, vorm en kleur wijkt de kleinschalige Egyptische kunst soms af van wat we aantreffen in grootschalige kunstobjecten, zoals beelden, reliefs, schilderingen of architectuur. Maar vaak ook niet. Kunstenaars werkten altijd volgens strenge regels en afspraken, zowel bij het ontwerp als bij de uitvoering.

Perspectief

Perspectief was hun niet onbekend daar zijn voorbeelden van maar in de regel gebruikten ze dat niet. Perspectief was naar hun opvatting een vertekening, een verminking of zelfs een ontkenning van de werkelijkheid. Zij beeldden een figuur uit zoals die volgens hen in werkelijkheid was, niet zoals het oog die vanuit een bepaalde hoek zag. Daarom werden objecten als het ware ontleed: tweedimensionale afbeeldingen en driedimensionale beelden werden opgebouwd uit verschillende delen die elk aparte informatie bevatten over de werkelijkheid.

Volledigheid

Het ging niet om schoonheid, maar om volledigheid. Alles moest zo duidelijk en blijvend mogelijk worden vereeuwigd. Zo zien we een oog recht van voren op een gezicht dat van opzij is afgebeeld. Of een van bovenaf geschilderde vijver met vissen die van opzij, dus herkenbaar, zijn weergegeven. “Hun methode”, schrijft kunsthistoricus Gombrich met nauwelijks verholen bewondering, “lijkt meer op die van een cartograaf dan op die van een kunstenaar.”

Onderscheiden en idealiseren

De Egyptische kunst vertoont twee opvallende kenmerken: het onderscheid in hoofd- en bijzaken, en de geïdealiseerde vorm van objecten. Belangrijke figuren, zoals goden, koningen of grafeigenaren, werden in groepsscènes of beeldengroepen op groot formaat weergegeven. Minder belangrijke personen werden aanzienlijk kleiner uitgebeeld. Het geloof van de Egyptenaar in een volmaakte, eeuwig durende schepping zonder duistere kanten maakte dat de mens, zijn omgeving en zijn leven in ideale vorm werden voorgesteld. Hij werd weergegeven in zijn gunstigste levensfase, in zijn jeugd, in rusthouding, zittend of staand tijdloos. Vrouwen zijn jong, slank en mooi. Mannen fier, knap en waardig.

Uitzonderingen

Er waren ook uitzonderingen. Soms werden mannen afgebeeld met vetrollen om te laten zien dat ze rijk waren. Of ze zagen er oud uit om wijsheid uit te stralen. De officiële kunstopvatting leidde er ook toe dat ondergeschikte figuren, zoals dienaren, vreemdelingen of vijanden, met tekortkomingen en beschadigingen werden afgebeeld. Bijvoorbeeld: hun huid is gerimpeld, hun hoofd is kaal, hun ledematen zijn misvormd. De kleinere kunstwerken laten zien dat kunstenaars niet zelden in de verleiding werden gebracht om af te wijken van de strenge, traditionele regels. Zo zijn er prachtig vormgegeven beeldjes van mensen in actie, bijvoorbeeld van een dienares met een zware vracht op haar schouders die wordt uitgebeeld in een pose waarbij het lichaam net als in werkelijkheid volkomen in balans is.

Huidskleur

Kleur, huid, natuur en karakter waren verwante begrippen. Vandaar dat Egyptische kunstvoorwerpen altijd van bonte kleuren waren voorzien. Kleurloze figuren waren niet af. De afgebeelde huidskleur van vrouwen was geel, die van mannen roodbruin. De huid van goden werd soms goudgeel geschilderd, terwijl die van Osiris, koning van het dodenrijk en het nieuwe gewas, zwart of groen werd gemaakt, de kleuren van opstanding en vruchtbaarheid. Het kleurenrepertoire was bescheiden: zwart, wit, rood, geel, groen en blauw. Kleurschakeringen zien we bijna nooit. De grondstoffen en technieken in de kunst zijn door de hele Egyptische geschiedenis heen gelijk gebleven. Vorm en thema’s veranderden.

Patronen en motieven

Egyptische kunstvoorwerpen vallen dikwijls op door eenvoud en zakelijkheid. Vormen zijn simpel. Decoratieve schema’s doen bijna streng aan. Eeuwenlang werden dezelfde patronen en motieven toegepast, in allerlei variaties. Daarin kunnen we vier hoofdgroepen onderscheiden: geometrische motieven, natuurlijke motieven, godsdienstige symbolen en hiërogliefen. De eerste groep omvat een variatie aan zigzagpatronen, spiralen, cirkels en schaakbordmotieven. In de tweede zien we rozetten, lotus- en papyrusplanten, guirlandes, zoogdieren, vogels, vissen en insecten. Typische godsdienstsymbolen zijn onder andere de zonneschijf, de scarabee (heilige mestkever), de deshen-ring (‘al wat de zon omcirkelt’) en de cobra (uraeus, de beschermende slang).

Hoogtepunten in de kunst

De Egyptische kunst bereikte hoogtepunten in het Oude Rijk (2543-2120 v. Chr.) en het Nieuwe Rijk (1539-1077 v. Chr.). De kunstwerken uit die laatste periode, vooral uit de achttiende en negentiende faraonische dynastie, zijn groots, geraffineerd, fantasierijk, speels en elegant. Vrijwel alle aspecten van Egypte als wereldmacht politieke stabiliteit, welvaart, overvloed, levensvreugde en kosmopolitisme zien we daarin weerspiegeld. Ook uit andere periodes zijn trouwens voorwerpen gevonden die duiden op een ongekende kunstvaardigheid.