Goden en godinnen

Nog voordat de Romeinen de Lage Landen binnenvielen, vereerden de stammen die er woonden een bonte mengeling van goden en godinnen. Sommige godheden waren van lokale betekenis, andere werden aanbeden in een groter gebied.

Namen

Dankzij de Romeinen kennen we een aantal van deze goden bij naam. Zij lieten de bestaande godencultus gewoon doorgaan, maar gaven er een nieuwe dimensie aan door altaren op te richten met Latijnse inscripties. Daarin kunnen we de namen lezen van godinnen als Baduhenna, Viradecdis, Sandraudiga, Haeva, Hludana en Nehalennia. Er waren ook moedergodinnen (Matres) met bijnamen als Aufanisch, Hamaverisch en Hiannanefatisch.

Versmelting

Mannelijke goden als Magusanus, Grannus of Cissonius versmolten dikwijls met godheden uit het Romeinse pantheon. Zo heette de hoofdgod van de Bataven Hercules Magusanus. Naast de oeroude lokale goden werden er na de komst van de Romeinen ook mediterrane nieuwkomers vereerd. In Nederland zijn bijvoorbeeld beeldjes gevonden van Jupiter, Mars, Minerva en Fortuna, en zelfs van exotische godheden als Isis, Cybele en Elagabal.

Persoonlijke keuzes

De veelheid aan goden en godinnen in het Romeinse pantheon maakte het de gelovigen in de Lage Landen mogelijk een heel persoonlijke keuze te maken. Soldaten hadden een klik met mannelijke goden als Mars en Hercules. Handelaren vereerden Mercurius, die in Nederland dikwijls met een geldbuidel werd afgebeeld. Pottenbakkers zochten bescherming bij Vesta, godin van het haardvuur. Vrouwen vereerden Juno, godin van het huwelijk. Godenbeeldjes stonden dikwijls opgesteld bij het haardvuur en op zegelringen zien we vaak een afbeelding van een favoriete god of het sterrenbeeld van de drager.

Nehalennia-altaren

De eerdergenoemde godin Nehalennia was onbekend tot er in 1647 na een zware storm bij Domburg resten van een tempel en een groot aantal altaren onder het duinzand vandaan kwamen. De altaren waren aan Nehalennia gewijd. Uit de inscripties kon worden opgemaakt dat de opdrachtgevers, kooplieden, de godin dankten voor een veilige overtocht naar Engeland en voor het behoud van hun koopwaar. Op de altaren zijn in veel gevallen vruchten afgebeeld. Die wijzen op Nehalennia’s rol als vruchtbaarheidsgodin. In 1970 werd op de bodem van de Oosterschelde bij Colijnsplaat een tweede tempel met Nehalennia-altaren ontdekt. Onderzoek wees uit dat dit heiligdom een fors gebouw moet zijn geweest. Kennelijk waren er in Zeeland minstens twee havens van waaruit schepen op Engeland voeren.

Amuletten

Een belangrijk hulpmiddel of gereedschap bij de Romeins-Nederlandse godenverering waren de amuletten. Ook in andere oude culturen vinden we die terug. Ze werden op het lichaam gedragen en boden de eigenaar dag en nacht bescherming tegen kwaadaardige machten. Ze komen in verschillende vormen voor. Soms bestonden ze uit een kokertje waarin een magische tekst of beschermende kruiden werden bewaard. Een andere vorm was een metalen plaatje met bezwerende woorden of symbolen. Opvallend zijn de amuletten in de vorm van een fallus in erectie. Die werden vaak gecombineerd met de weergave van een obsceen handgebaar. Ook populair waren amuletten in de vorm van een wassende maan (lunula).

Nehalennia-altaar

Nehalennia-altaar, gevonden in de Oosterschelde (Zeeland)