Thema 13: eten en drinken in Egypte

De maaltijd van de gewone Egyptenaar bestond meestal uit brood, bier en enkele groenten. Brood en bier werden gemaakt van gerst en tarwe en waren voor de meeste Egyptenaren lange tijd het belangrijkste voedselproduct. Het bier moet een dikke, soepachtige vloeistof zijn geweest die niet altijd veel alcohol bevatte, maar wel erg voedzaam was. Op een graf uit het Nieuwe Rijk (1539-1077 v. Chr.) is een afbeelding gevonden van een kind dat een beker omhoog houdt en zegt: “Geef me wat bier, want ik heb honger.” Bier werd in die tijd dus meer als voedsel beschouwd dan als drank.

Bierbrouwen

Het bierbrouwen begon met half gebakken cakes van gerstbrood die op een scherm werden gelegd met daaronder een vat of kruik. Vervolgens werd er water over de cakes gegoten tot het vat of de kruik vol was. Daarna werd het doorgesijpelde vocht op een warme plaats gezet om te fermenteren. Vaak werden er aroma’s aan toegevoegd van dadels, honing of kruiden. Dadelsuiker of gezoet brood werd gebruikt om het fermentatieproces te versnellen. Soms werd bier gezoet met fruit.

Voedsel van gewone Egyptenaren

Teksten op potscherven van het arbeidersdorp Deir-el-Medina, vlak bij de Vallei der Koningen, geven een aardige indruk van wat de gewone Egyptenaren in het Nieuwe Rijk aten en dronken. Ook hier waren tarwe en gerst de belangrijkste ingrediënten van de maaltijd. De meest gangbare groenten waren bonen, uien, knoflook, sla en komkommer. Gezouten vis stond eveneens op het menu.

Vlees

Vlees werd betrokken van de plaatselijke veestapel en behoorde tot de luxueuzere voedselproducten. De elite consumeerde het met enige regelmaat. Anderen aten vlees meestal alleen op festivals of bij bijzondere gelegenheden. De rijkere Egyptenaren aten voornamelijk rundvlees en varkensvlees. Een enkele keer vulden zij hun bord met haas, gazelle of ander wild.

Dieren

Dieren werden ook gebruikt voor hun vet. Van hun melk werd net als nu kaas gemaakt. Eenden, duiven en ganzen werden gehouden vanwege hun eieren en vlees. Wilde eenden werden bejaagd voor de sport en de maaltijd. Honing werd verkregen van wilde en ‘tamme’ bijen, en bij afwezigheid van suiker verwerkt in brood (cake) en bier.

Wijn

De oude Egyptenaren hadden een grote variëteit aan fruit tot hun beschikking: dadels, vijgen, druiven, granaatappels, palmnoten en amandelen. Druiven werden ook gebruikt om wijn van te maken, zoals blijkt uit afbeeldingen van oogstende en druiven persende wijnmakers op graftombes. Maar het was vooral de Egyptische elite die de rode en witte wijn dronk.

Wijnmaken

Bij het productieproces werd het druivensap eerst gefermenteerd in vaten en halverwege overgegoten in amfora, waarin het soms jarenlang werd bewaard. Daarna werd de wijn gefilterd en aangevuld met kruiden of honing. De amfora werden dikwijls voorzien van een inscriptie of zegel waarop het wijnjaar, de samenstelling, de wijngaard, zijn eigenaar en de wijnmaker stonden vermeld. Zo kon zo’n vierendertig eeuwen later alsnog de plaats van sommige wijngaarden worden achterhaald, zoals in de Nijldelta, het westelijk deel van de kust, enkele oases en Kynopolis, een stad op de Nijloever in Midden-Egypte.

Feesten en banketten

Alcohol werd in ruimte mate genuttigd. Op een aantal particuliere graven zijn afbeeldingen gevonden van drinkende en zelfs brakende gasten tijdens een banket. Op een van die afbeeldingen zegt een vrouw: “Geef me achttien bekers wijn, want ik wil drinken tot ik dronken ben, tot mijn binnenkant aanvoelt als stro.” Een dronkenschap als deze werd beschouwd als een aanwijzing voor de overvloed van het feest en daarom aangemoedigd.